Aus Swedenborgs Werken

 

Ware Christelijke Religie #282

studieren Sie diesen Abschnitt

  
/ 853  
  

282. Er bestaat geen volk op de hele wereld, dat niet weet, dat het kwaad is te doden, overspel te plegen, te stelen, valse getuigenis af te leggen; en dat wanneer dit kwaad niet door wetten voorkomen zou worden, geen rijk noch staat noch welke gevestigde maatschappij dan ook zou voortbestaan. Wie kan zich dan ook voorstellen, dat meer dan anderen het volk van Israël zo dom zou zijn om niet te weten dat dit boosheden waren? Men kan zich daarover verbazen, dat deze, over de hele wereld bekende wetten, op zo'n wonderbaarlijke wijze van de berg Sinaď door Jehovah Zelf verkondigd werden. Maar luister! Zij werden op zo'n wonderbaarlijke wijze verkondigd, opdat men weten zou, dat deze wetten niet alleen burgerlijke en zedelijke wetten zijn, maar ook Goddelijke Wetten, en dat daartegen te handelen niet alleen betekent dat men de naaste, dus de medeburger en de maatschappij kwaad doet, maar ook zondigt tegen God: daarom werden deze wetten, door de verkondiging van de berg Sinaď door Jehovah, ook gemaakt tot wetten van de religie. Het ligt voor de hand dat al wat Jehovah gebiedt, Hij gebiedt opdat het tot de religie zal behoren en opdat men het zal doen ter wille van de zaliging. Maar alvorens de geboden te verklaren, dient ter inleiding over de heiligheid ervan te worden gehandeld, opdat duidelijk mag zijn, dat daar de godsdienst in gelegen is.

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.

Aus Swedenborgs Werken

 

Apocalyps Onthuld #529

studieren Sie diesen Abschnitt

  
/ 962  
  

529. En geopend werd de tempel Gods in de hemel en gezien werd de Ark van Zijn Verbond in Zijn Tempel, betekent de Nieuwe Hemel, waarin de Heer in Zijn Goddelijk Menselijke wordt vereerd en volgens de geboden van Zijn Decaloog wordt geleefd, namelijk de twee wezenlijke dingen van de Nieuwe Kerk, waardoor verbinding is.

Met de Tempel Gods wordt het Goddelijk Menselijke van de Heer aangeduid en verder de hemel waar de engelen zijn en tevens de Kerk op aarde; dat deze drie met de Tempel Gods worden aangeduid en dat zij niet gescheiden kunnen worden, zie nr. 191; hier wordt echter met de Tempel Gods de Heer aangeduid in Zijn Goddelijk Menselijke in de hemel, waar de engelen zijn, omdat gezegd wordt: de Tempel Gods in de hemel; onder de Ark in de Tempel wordt de Decaloog verstaan, want in de Ark waren alleen de twee Tafelen, waaraan de Decaloog was ingegrift; met ‘geopend’ wordt aangeduid dat die twee: het Goddelijk Menselijke en de Decaloog, te weten de twee wezenlijke dingen van de Nieuwe Kerk, nu werden gezien en zij werden gezien nadat de bozen in de hel waren geworpen, nr. 528.

Dat gezegd wordt de Ark van Zijn Verbond in Zijn Tempel, is omdat het verbond de verbinding aanduidt, waarover hierna; maar eerst zal iets worden gezegd ten aanzien van de Decaloog.

Welke natie in het algehele wereldrond weet niet dat het boos is te doden, te echtbreken, te stelen, vals te getuigen?

Indien zij deze dingen niet wisten en niet met wetten daarvoor zorgden dat zulke dingen niet gedaan werden, zou het met hen gedaan zijn, want het gezelschap, de staat en het koninkrijk, zouden zonder die wetten ineenstorten.

Wie kan veronderstellen, dat de Israëlitische natie, meer dan alle andere naties, zo stompzinnig is geweest dat zij niet zou hebben geweten dat die dingen boos waren?

En daarom kan men zich daarover verwonderen, waarom die wetten, die universeel bekend zijn in het wereldrond, met een zo groot wonder van de berg Sinaï af door Jehovah Zelf verkondigd en ook met Zijn vinger geschreven zijn geweest.

Maar hoort: zij waren met zo’n wonder door Jehovah verkondigd en met Zijn vinger geschreven, opdat men zou weten dat die wetten niet slechts burgerlijke en zedelijke wetten waren, maar ook geestelijke wetten en daartegen handelen niet slechts gelijk stond met het boze te doen tegen de medeburger en tegen het gezelschap, maar dat het ook gelijks stond met zondigen tegen God; en daarom zijn die wetten door de verkondiging vanaf de berg Sinaï door Jehovah, de wetten van de godsdienst geworden; het is immers duidelijk, dat Jehovah God al wat Hij beveelt, dit beveelt opdat het van de godsdienst zal zijn en dat het gedaan moet worden ter wille van Hem en ter wille van de mens, opdat hij gezaligd zal worden.

Omdat die wetten de eerstelingen waren van de Kerk die door de Heer bij de Israëlitische natie moest worden geïnstaureerd en omdat zij in een kort begrip de samenvatting van alle dingen van de godsdienst waren, waardoor er verbinding van de Heer met de mens en van de mens met de Heer bestaat, daarom waren zij zo heilig, dat er niets heiliger is.

Dat zij allerheiligst waren, kan daaruit vaststaan, dat Jehovah Zelf, dat wil zeggen, de Heer, neerdaalde in vuur en dat toen de berg rookte en beefde en dat er donderslagen, bliksemen, een zware wolk en de stem van een bazuin geschiedden’, (Exodus 19:16, 18; Deuteronomium 5:22-26).

Dat ‘het volk vóór het nederdalen van Jehovah zich voorbereidde en heiligde drie dagen lang’, (Exodus 19:10, 11, 15).

Dat ‘de berg omheind werd, opdat niet iemand tot de onderste uiteinden ervan zou naderen, opdat hij niet zou sterven’, (Exodus 19:12, 13, 20-23; 24:1, 2).

Dat ‘de Wet geschreven werd op een tweetal stenen tafelen en dat zij geschreven werd met de vinger Gods’, (Exodus 31:18; 32:15, 16; Deuteronomium 9:10).

Dat ‘Mozes toen hij voor de tweede maal die tafelen van de berg afdroeg, straalde van aangezicht’, (Exodus 34:29-35).

Dat ‘die tafelen in de Ark werden neergelegd’, (Exodus 25:16; 40:20; Deuteronomium 10:5; 1 Koningen 8:9).

Dat ‘de plaats in de Tabernakel waar de Ark was, het heilige der heiligen werd genoemd’, (Exodus 26:33) en elders.

Dat ‘de Ark’ krachtens de Wet in haar ‘Jehovah aldaar’ werd genoemd’, (Numeri 10:35, 36; 2 Samuël 6:2; Psalm 132:8).

Dat ‘Jehovah met Mozes sprak boven de Ark’, (Exodus 25:22; Numeri 7:89).

Dat het ‘Aharon vanwege de heiligheid van die Wet niet geoorloofd was, binnen de voorhang, waar de Ark was, in te gaan, tenzij met slachtoffers en reukwerk, opdat hij niet sterven zou’, (Leviticus 16:2-14) e.v..

Dat ‘krachtens de tegenwoordigheid en de macht van de Heer in de Wet, die in de Ark lag, de wateren van de Jordaan afgesneden werden en het volk, zolang die Wet in het midden rustte, in het droge overging’, (Jozua 3:1-17; 4:5-20).

Dat ‘door het ronddragen van de Ark de muren van Jericho omvielen’, (Jozua 6:1-20).

Dat ‘Dagon, de god van de Filistijnen, voor de Ark ter aarde neerviel en daarna met afgescheurd hoofd op de drempel van de tempel neerlag’, (1 Samuël 5:3, 4).

Dat ‘de Ekronieten en de Beth-Semieten bij verscheidene duizenden geslagen werden ter oorzake van de Ark’, (1 Samuël 5 en 6).

Dat ‘de Ark door David in Zion werd binnengebracht met slachtoffers en gejubel’, (2 Samuël 6:1-19).

Dat ‘de Ark in de tempel van Jeruzalem het Heiligdom uitmaakte’, (1 Koningen 6:19 e.v.; 8:3-9).

Dat ‘de tafelen waaraan de Wet was ingegrift, de Tafelen des Verbonds werden genoemd en de Ark daarom de Ark des Verbonds werd genoemd en de Wet zelf het Verbond’, (Numeri 10:33; Deuteronomium 4:13, 23; 5:2, 3; 9:9; Jozua 3:11; 1 Koningen 8:19, 21) en elders.

Dat die Wet het Verbond werd genoemd, betekent de verbinding; de oorzaak hiervan is deze, dat verbonden worden aangegaan ter wille van de liefde, de vriendschap, de vergezelschapping, dus ter wille van de verbinding; vandaar is het, dat van de Heer wordt gezegd ‘dat Hij het volk tot een Verbond zal zijn’, (Jesaja 42:6; 49:8); en ‘de Engel des Verbonds’ wordt genoemd, (Maleachi 3:1); en Zijn bloed ‘het Bloed des Verbonds’, (Mattheüs 26:28; Zacharia 9:11; Exodus 24:4-10).

En daarom wordt het Woord ‘het Oude Verbond en het Nieuwe Verbond’ genoemd.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

Aus Swedenborgs Werken

 

Apocalyps Onthuld #191

studieren Sie diesen Abschnitt

  
/ 962  
  

191. Ik zal hem maken tot een pilaar in de tempel Mijns Gods, betekent dat de ware dingen vanuit het goede uit de Heer, bij hen bij wie die zijn, de Kerk van de Heer in de hemel ondersteunen.

Met de tempel wordt de Kerk aangeduid en met de tempel Mijns Gods de Kerk van de Heer in de hemel; daaruit blijkt dat met de pilaar datgene wordt aangeduid wat de Kerk ondersteunt en vast doet staan en dit is het Goddelijk Ware van het Woord.

Met de tempel wordt in de hoogste zin aangeduid de Heer ten aanzien van het Goddelijk Menselijke, in het bijzonder ten aanzien van het Goddelijk Ware, in de uitbeeldende zin wordt echter met de tempel de Kerk van de Heer in de hemel aangeduid; en ook de Kerk van de Heer in de wereld.

Dat met de tempel in de hoogste zin de Heer wordt aangeduid ten aanzien van het Goddelijk Menselijke en in het bijzonder ten aanzien van het Goddelijk Ware, blijkt uit deze plaatsen:

‘Jezus zei tot de Joden: Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik dezelve opwekken; Hij sprak van de tempel van Zijn lichaam’, (Johannes 2:19, 21).

‘Een tempel zag ik niet in het Nieuwe Jeruzalem, want de Heer God almachtig is de Tempel ervan en het Lam’, (Openbaring 21:22).

‘Zie, snellijk zal tot Zijn tempel komen de Heer en de engel des verbonds die gij zoekt’, (Maleachi 3:1).

‘Ik zal mij nederbuigen naar de tempel Uwer heiligheid’, (Psalm 138:2).

‘Ik zal voortgaan op te zien tot de tempel Uwer heiligheid en tot U kwam mijn gebed, tot de tempel Uwer heiligheid’, (Jona 2:4, 7).

‘Jehovah in de tempel Zijner heiligheid’, (Habakuk 2:20).

De tempel der heiligheid van Jehovah of van de Heer is het Goddelijk Menselijke van Hem, want tot dit wordt ingekromd, opgezien en gebeden en niet tot een tempel alleen; deze immers is in zich niet heilig; het wordt de tempel der heiligheid genoemd, omdat van heiligheid wordt gesproken met betrekking tot het Goddelijk Ware, nr. 173.

Onder ‘de tempel die het goud heiligt’, (Mattheüs 23:16, 17), wordt niet iets anders verstaan dan het Goddelijk Menselijke van de Heer.

Dat met de tempel in de uitbeeldende zin de Kerk van de Heer in de hemel wordt aangeduid, blijkt uit deze plaatsen:

‘De stem van Jehovah vanuit de tempel’, (Jesaja 66:6).

‘Een grote stem ging voort vanuit de tempel des hemels’, (Openbaring 16:17).

‘De tempel Gods in de hemel is geopend geworden en de ark Zijns verbond is gezien in de tempel’, (Openbaring 11:19).

‘De tempel des tabernakels der getuigenis in de hemel werd geopend en vanuit de tempel gingen zeven engelen voort en de tempel werd vervuld met rook vanuit de heerlijkheid Gods’, (Openbaring 15:5, 6, 8).

‘Ik riep Jehovah aan en Ik schreeuwde tot mijn God; Hij hoorde vanuit Zijn tempel de stem’, (Psalm 18:7).

‘Ik zag de Heer zittende op een hoge en verheven troon en Zijn franjes vulden de tempel’, (Jesaja 6:1).

Dat de tempel de Kerk in de wereld betekent, blijkt uit deze plaatsen:

‘Ons huis der heiligheid is tot een brand geworden’, (Jesaja 64:10).

‘Ik zal alle natiën beroeren opdat Ik dit huis met heerlijkheid vervulle; de heerlijkheid van het latere huis zal groter zijn dan van het vorige’, (Haggaï 2:8, 10).

De Kerk die uit de Heer moet worden geïnstaureerd, wordt met de nieuwe tempel beschreven bij, (Ezechiël 40-48); en zij wordt verstaan onder ‘de tempel die de engel mat’, (Openbaring 11:1); evenzo elders, zoals in, (Jesaja 44:28; Jeremia 7:2-4, 9-11); Zacharia 8:9).

‘De discipelen naderden Jezus om Hem te tonen de bouwsels des tempels; en Jezus zei tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, er zal niet steen op steen gelaten worden, welke niet afgebroken zal worden’, (Mattheüs 24:1, 2; Markus 13:1-5; Lukas 21:5-7); met de tempel wordt hier de huidige Kerk aangeduid en met het afbreken ervan zodat geen steen op steen blijft, wordt het einde van de Kerk aangeduid, namelijk dat er dan niet enig ware over zou zijn; want toen de discipelen met de Heer over de tempel spraken, voorzegde de Heer de opeenvolgende staten van die Kerk tot aan het einde ervan, of aangaande de ‘voleinding der eeuw’ en onder de voleinding der eeuw wordt de laatste tijd van de Kerk verstaan en die tijd is heden daar; dit werd daarmee aangeduid dat die tempel tot de grond toe werd vernietigd.

De tempel betekent deze drie dingen: de Heer, de Kerk in de hemel en de Kerk in de wereld.

Aangezien die drie één maken kunnen zij niet gescheiden worden en dus kan het ene niet zonder het andere verstaan worden; wie daarom de Kerk in de wereld scheidt van de Kerk in de hemel en die beide van de Heer, is niet in de waarheid.

Dat hier onder de tempel de Kerk in de hemel wordt verstaan, is omdat in vervolg daarop over de Kerk in de wereld wordt gehandeld, nr. 194.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl