Aus Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #6637

studieren Sie diesen Abschnitt

  
/ 10837  
  

6637. Deze zijn de namen van de zonen Israëls, dat dit het hoedanige van de Kerk betekent, staat vast uit de betekenis van de naam, namelijk het hoedanige, waarover de nrs. 144, 145, 1754, 1869, 2009, 2628, 2724, 3006, 3421; uit de uitbeelding van de zonen Israëls, namelijk de geestelijke ware dingen, waarover de nrs. 5414, 5879, 5951; en uit de uitbeelding van Israël, te weten het goede van het ware ofwel het geestelijk goede, waarover de nrs. 3654, 4598, 5803, 5806, 5812, 5817, 5819, 5826, 5833.

Omdat Israël het goede van het ware of het geestelijk goede uitbeeldt en zonen de geestelijke ware dingen in het natuurlijke, beelden daarom de zonen Israëls de Kerk uit, want de Kerk is Kerk krachtens het geestelijk goede en het ware daaruit.

Wie niet in het geestelijk goede is, dat wil zeggen, in het goede van de naastenliefde en in de geestelijke waarheden, dat wil zeggen, in de ware dingen van het geloof, is niet van de Kerk, ook al is hij binnen de Kerk geboren; het gehele hemelse rijk van de Heer is immers in het goede van de liefde en het geloof; indien de Kerk niet in een eender goede is, kan zij de Kerk niet zijn, omdat zij niet verbonden is met de hemel, want de Kerk is het rijk van de Heer op aarde.

Dat zij Kerk wordt genoemd, is niet uit hoofde hiervan dat het Woord daar is en dat de leerstellingen daaruit zijn, noch uit hoofde hiervan dat de Heer daar bekend is en dat de sacramenten daar zijn, maar zij is Kerk uit hoofde hiervan dat men leeft volgens het Woord of volgens de leer uit het Woord en dat de leer het richtsnoer van het leven is; zij die niet zodanig zijn, zijn niet van de Kerk, maar zijn buiten haar; en zij die in het boze leven, dus die tegen de leer leven, zijn verder buiten de Kerk dan de heidenen die in het geheel niets weten ten aanzien van het Woord, ten aanzien van de Heer en ten aanzien van de sacramenten; want de eerstgenoemden blussen bij zich de Kerk uit, omdat zij de goede en ware dingen van de Kerk weten, wat de heidenen niet kunnen doen, omdat zij van die zaken onwetend zijn.

Men moet eveneens weten dat eenieder die in het goede van de naastenliefde en het geloof leeft, een Kerk is en dat hij een koninkrijk van de Heer is; vandaar wordt hij ook een tempel genoemd en ook een huis Gods.

Uit degenen die Kerken zijn in het bijzonder, wordt, hoezeer zij ook van elkaar verwijderd zijn, de Kerk in het algemeen gesticht.

Dit nu is de Kerk die onder de zonen Israëls hier en in wat volgt wordt verstaan.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Aus Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #5803

studieren Sie diesen Abschnitt

  
/ 10837  
  

5803. Wij hebben een oude vader; dat dit betekent dat zij het geestelijk goede hebben ‘waaruit’, staat vast uit de uitbeelding van Israël, die hier de vader is, namelijk het geestelijk goede waaruit, zie nr. 5801. Wat betreft de uitbeelding van Israël, zie de nrs. 4286, 4292, 4570, namelijk dat hij de geestelijke Kerk uitbeeldt en wel het innerlijke ervan, namelijk het goede van het ware of het geestelijk goede vanuit het natuurlijke; wat het geestelijk goede of het goede van het ware is, zie de nrs. 5526, 5733.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Aus Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4598

studieren Sie diesen Abschnitt

  
/ 10837  
  

4598. Israël vertrok; dat dit het hemels-geestelijke van het natuurlijke op dat moment betekent, staat vast uit de betekenis van vertrekken, namelijk het opeenvolgende of het voortgezette, nrs. 4375, 4554; hier meer naar de innerlijke dingen; en uit de uitbeelding van Israël hier, namelijk het hemels-geestelijke van het natuurlijke, nr. 4286; wat het hemels-geestelijke van het natuurlijke is, werd eerder ontvouwd, namelijk dat het is het goede van het ware of het goede van de naastenliefde, verworven door het ware van het geloof. Wat de voortgang naar de innerlijke dingen toe is, is nauwelijks bekend in de wereld; het is niet de voortgang in de wetenschappelijke dingen; deze voortgang immers komt vaak voor zonder enige voortgang naar de innerlijke dingen toe en herhaaldelijk met een verwijdering, noch is het een verwijdering in het manlijk oordeel; ook dit komt soms voor met een verwijdering van de innerlijke dingen af, noch is het een voortgang in de erkentenissen van het innerlijk ware, want de erkentenissen bewerken niets tenzij de mens erdoor wordt aangedaan; de voortgang naar de innerlijke dingen toe is een voortgang naar de hemel en de Heer, door de erkentenissen van het ware, ingeplant aan de aandoening ervan, dus door de aandoeningen. Hoedanig de voortgang naar de innerlijke dingen toe is, verschijnt aan niemand in de wereld, maar duidelijk in het andere leven; het is daar een voortgang vanuit een zekere nevel tot het licht; degenen immers die alleen in de uiterlijke dingen zijn, zijn naar verhouding in de nevel en zij worden eveneens door de engelen in een nevel gezien; maar zij die in de innerlijke dingen zijn, zijn in het licht, dus in de wijsheid; want het licht daar is de wijsheid; en wat wonderbaarlijk is, zij die in de nevel zijn, kunnen niet zien dat degenen die in het licht zijn, ook in het licht zijn; maar zij die in het licht zijn, kunnen zien dat diegenen die in de nevel zijn, ook in de nevel zijn. Omdat er gehandeld wordt over de voortgang van het Goddelijke van de Heer naar de innerlijke dingen toe, wordt Jakob hier Israël genoemd, maar daar waar niet over die voortgang wordt gehandeld, wordt hij Jakob genoemd, zoals in het 20ste vers en in het laatste vers van dit hoofdstuk.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl