Die Bibel

 

Genesis 15

Lernen

   

1 Na deze dingen geschiedde het woord des HEEREN tot Abram in een gezicht, zeggende: Vrees niet, Abram! Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot.

2 Toen zeide Abram: Heere, Heere! wat zult Gij mij geven, daar ik zonder kinderen heenga en de bezorger van mijn huis is deze Damaskener Eliezer?

3 Voorts zeide Abram: Zie, mij hebt Gij geen zaad gegeven, en zie, de zoon van mijn huis zal mijn erfgenaam zijn!

4 En ziet, het woord des HEEREN was tot hem, zeggende: Deze zal uw erfgenaam niet zijn; maar die uit uw lijf voortkomen zal, die zal uw erfgenaam zijn.

5 Toen leidde Hij hem uit naar buiten, en zeide: Zie nu op naar den hemel, en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw zaad zijn!

6 En hij geloofde in den HEERE; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid.

7 Voorts zeide Hij tot hem: Ik ben de HEERE, Die u uitgeleid heb uit Ur der Chaldeen, om u dit land te geven, om dat erfelijk te bezitten.

8 En hij zeide: Heere, Heere! waarbij zal ik weten, dat ik het erfelijk bezitten zal?

9 En Hij zeide tot hem: Neem Mij een driejarige vaars, en een driejarige geit, en een driejarige ram, en een tortelduif, en een jonge duif.

10 En hij bracht Hem deze alle, en hij deelde ze middendoor, en hij legde elks deel tegen het andere over; maar het gevogelte deelde hij niet.

11 En het wild gevogelte kwam neder op het aas; maar Abram joeg het weg.

12 En het geschiedde, als de zon was aan het ondergaan, zo viel een diepe slaap op Abram; en ziet, een schrik, en grote duisternis viel op hem.

13 Toen zeide Hij tot Abram: Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaren.

14 Doch Ik zal het volk ook rechten, hetwelk zij zullen dienen; en daarna zullen zij uittrekken met grote have.

15 En gij zult tot uw vaderen gaan met vrede; gij zult in goeden ouderdom begraven worden.

16 En het vierde geslacht zal herwaarts wederkeren; want de ongerechtigheid der Amorieten is tot nog toe niet volkomen.

17 En het geschiedde, dat de zon onderging en het duister werd, en ziet, daar was een rokende oven en vurige fakkel, die tussen die stukken doorging.

18 Ten zelfden dage maakte de HEERE een verbond met Abram, zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath:

19 Den Keniet, en den Keniziet, en den Kadmoniet,

20 En den Hethiet, en den Fereziet, en de Refaieten,

21 En den Amoriet, en den Kanaaniet, en den Girgaziet, en den Jebusiet.

   

Aus Swedenborgs Werken

 

Arcana Coelestia #1835

studieren Sie diesen Abschnitt

  
/ 10837  
  

1835. That 'Abram drove them away' means that the Lord put them to flight is clear from what has been stated. The position is the same with regard to the Church. When it starts to depart from charity, evils and derivative falsities are quite easily put to flight, for it is still in a state not far removed from charity, and so people's minds are quite pliable. In the course of time however evils and derivative falsities increase, and so are confirmed and consolidated. This matter will be dealt with later on.

[2] As far as it is possible the Lord is constantly putting evils and falsities to flight, but He does so by means of conscience. When the bonds of conscience are loosed no channel exists by which the Lord may flow in, for the Lord's influx with man is an influx by way of charity into his conscience. But when this comes about a new channel, an external one, is formed and takes the place of charity, that is to say, influx now comes through a fear of the law, fear of loss of life, honour, wealth, and consequent reputation. But these bonds are not those of conscience; they are merely external bonds which enable a person to live in society with others and to appear friendly, whatever he may be like within.

[3] This channel, or these bonds, are of no value whatever in the next life, for in that life things that are external are taken away, and such as the person is within remains. There are very many who have led good lives, private and public, have harmed no one, and have performed acts of friendship and kindness; indeed they have done good to very many. Yet they acted solely for themselves, for the sake of honour, gain, and similar considerations. In the next life these are among those in hell since they have nothing good and true within them at all, only evil and falsity. Indeed they have nothing but hatred, revenge, cruelty, and adultery within them, which do not show themselves before anyone - not showing themselves, that is, insofar as those fears which constitute external restraints prevail.

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.