Bible

 

Numeri 18:14

Studie

       

14 Al het verbannene in Israel zal het uwe zijn.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9223

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9223. De eerstelingen van uw koren en de eerstelingen van uw wijn, zult gij niet vertragen; dat dit betekent dat omdat alle goedheden en waarheden uit de Heer zijn, die aan Hem moeten worden toegekend en niet aan zichzelf, dit staat vast uit de betekenis van de eerstelingen, dus die dingen die op de eerste plaats zullen zijn en dus de belangrijkste van alle zijn, waarover hierna; uit de betekenis van het koren, te weten het goede van het ware van het geloof, nrs. 5295, 5410, 5959; en uit de betekenis van de wijn, namelijk het ware van het goede, nrs. 1798, 6377; en uit de betekenis van niet vertragen, wanneer over het goede en het ware van het geloof wordt gehandeld, dus toekennen vanuit de aandoening, want dat wat niet traag maar haastig plaatsvindt, komt voort uit de aandoening van de liefde, nrs. 7695, 7866; dat het is toekennen aan de Heer, komt omdat de eerstelingen, zoals eveneens de eerstgeboorten, aan Jehovah werden gegeven en door Jehovah aan Aharon en diens zaad; en onder Jehovah wordt in het Woord de Heer verstaan, nrs. 1736, 2921, 3023, 3035, 5663, 6303, 6945, 6956, 8274, 8864; en daarom wordt, aangezien de eerstelingen van het koren en van de wijn de goedheden en de waarheden van het geloof zijn, verstaan, dat die dingen aan de Heer moeten worden toegekend, omdat zij uit Hem zijn.

Dat alles van het denken en van het willen bij de mens invloeit, zie de nrs. 2886-2888, 3142, 3147, 4151, 4249, 5119, 5147, 5150, 5259, 5482, 5649, 5779, 5854, 5893, 6027, 6982, 6985, 6996, 7004, 7055, 7056, 7058, 7270, 7343, 8321, 8685, 8701, 8717, 8728, 8823, 8864, 9110, 9111; en hetzelfde uit ondervinding, nrs. 6053-6058, 6189-6215, 6307-6327, 6466-6495, 6598-6626.

De eerstelingen die aan de Heer moesten worden geofferd, waren de eerstelingen van de oogst en de eerstelingen van de wijnoogst en verder de eerstelingen van het scheren en ook de eerstelingen van de vrucht.

De eerstelingen van de oogst waren de geroosterde en de groene aren en verder een schoof die gewiegeld moest worden en daarna de dingen van de dorsvloer, die koeken waren; de eerstelingen van de wijnoogst echter waren de eerstelingen van de wijn, de most en de olie en behalve die waren er de eerstelingen van het scheren van het kleinvee en eveneens de eerstelingen van de vrucht; deze werden geofferd in een korf.

Bovendien werden ook alle eerstgeboorten aan de Heer geofferd en met deze werden de eerstgeborenen van de mensen verlost, verder eveneens de eerstgeboorten van de beesten, die niet als slachtoffers werden geofferd, zoals die van de ezels, de muildieren, de paarden en eendere dieren.

De eerstelingen en de eerstgeboorten werden aan Jehovah geofferd en door Jehovah gegeven aan Aharon en diens zaad, omdat Aharon en zijn zonen, die het ambt van hogepriester vervulden, de Heer uitbeeldden.

Onder de eerstelingen van het koren en van de wijn in dit vers worden alle eerstelingen van de oogst en van de wijnoogst verstaan, waarover nu hiervoor is gehandeld; want in de oorspronkelijke taal wordt gezegd de volheid van het koren en de traan van de wijn; de volheid is de rijpe en eveneens de verzamelde oogst en de tranen zijn de dingen die men laat druppelen.

Wat de eerstelingen in het bijzonder uitbeeldden – want alle inzettingen en rituelen die aan de zonen Israëls waren bevolen door de Heer, beeldden de innerlijke dingen van de Kerk uit - dit kan vaststaan uit de afzonderlijke dingen, waarvan de eerstelingen werden gegeven, in de innerlijke zin beschouwd; dat het koren het goede van het geloof is en de wijn het ware van het geloof, zie in de eerder aangehaalde plaatsen.

Dat de eerstelingen aan Jehovah zouden worden gegeven, betekende dat het het eerste van de Kerk zou zijn om alle goedheden en waarheden van het geloof aan de Heer toe te kennen en niets aan zichzelf.

Toekennen aan de Heer is weten, erkennen en geloven dat die dingen uit de Heer zijn en niets ervan uit zichzelf, want zoals eerder is getoond, alles van het geloof is uit de Heer.

Dat de eerstelingen dit betekenen, komt omdat de eerstelingen offeranden en gaven waren, die de dankzeggingen waren voor de opbrengst en de erkenning van de zegeningen uit Jehovah, dat wil zeggen, uit de Heer, dus de erkenning dat alle dingen uit Hem zijn; in de innerlijke zin de erkenning van de goedheden en waarheden van het geloof, die worden aangeduid met de oogst, het koren, de olie, de most, de wijn, de wol en de vruchten, waarvan de eerstelingen werden gegeven; zie over de eerstelingen (Exodus 23:19; 34:26; Leviticus 23:10,11,20; Numeri 15:19-21; 18:12,13; Deuteronomium 18:4; 26:1-11); het eendere wordt aangeduid met de eerstelingen bij (Ezechiël 20:40; Micha 7:1,2).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 7343

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

7343. En alle Egyptenaren groeven rondom de rivier wateren om te drinken; dat dit het doorvorsen van het ware betekent dat zij zouden toepassen op de valsheden, staat vast uit de betekenis van graven, namelijk trachten te doorgronden, waarover hierna; uit de betekenis van de wateren rondom de rivier, namelijk de waarheden; dat de wateren rondom de rivier de waarheden zijn, komt omdat die buiten de rivier waren en niet bloed waren geworden.

Dat de wateren de waarheden zijn, zie de nrs. 739, 790, 2702, 3058, 3424, 4976, 5668; en uit de betekenis van drinken, namelijk de valsheden toepassen; dat drinken toepassen is, zie nr. 5709; wie immers drinkt, past op zich toe, dus neemt op; maar men moet weten dat de toepassing plaatsvindt volgens de hoedanigheid en de staat van degene die het op zich toepast; wie in de aandoening van het ware is, past de ware dingen op zich toe, volgens de staat en de hoedanigheid van de aandoening; wie in de aandoening van het valse is, verdraait en vervalst de waarheden, wanneer hij die op zich toepast, wat hieruit kan vaststaan, dat het Goddelijk Ware bij ieder mens invloeit, maar dat het bij eenieder wordt gevarieerd volgens de staat en de hoedanigheid van zijn leven; en vandaar dat de helsen dit Ware verkeren in helse zaken; eender verkeren zij het Goddelijk Goede in het boze, de hemelse liefden in duivelse liefden, de barmhartigheid in haat en wreedheid, de echtelijke liefde in echtbreuk, dus in tegenstellingen; de oorzaak hiervan is dat de hoedanigheid en de staat van hun leven tegengesteld zijn; vandaar komt het dat met alle Egyptenaren groeven rondom de rivier, het uitzoeken van het ware wordt aangeduid dat zij zouden toepassen op de valsheden.

Dat het ware in het valse en het goede in het boze wordt verkeerd bij hen die in het valse en boze zijn en eveneens omgekeerd, blijkt uit de algemene regel, dat voor de zuivere mens alle dingen zuiver zijn en voor de onzuivere mens alle dingen onzuiver; dit kan eveneens worden toegelicht uit voorbeelden in de natuur; zoals uit het licht dat uit de zon is; dat licht is blinkend wit, niettemin wordt het gevarieerd volgens de vormen waarin het invloeit; vandaar de kleuren; en het wordt schoon in schone vormen en lelijk in lelijke vormen; dit kan ook worden toegelicht met het enten van twijgen in bomen; de geënte twijg op de gemeenschappelijke stam draagt haar eigen vrucht en daarom wordt het sap van de boom zodra dat in de geënte twijg invloeit, gevarieerd en wordt tot sap van de twijg en geschikt om de bladeren en de vruchten ervan voort te brengen.

Eender is het gesteld met de dingen die bij de mens invloeien.

Dat graven doorvorsen is, komt omdat met het water, de bron, de put, die uitgegraven worden, waarheden worden aangeduid, die niet uitgegraven maar door doorzocht worden en daarom wordt ook in de oorspronkelijke taal met hetzelfde woord, wanneer het op waarheden wordt toegepast, navorsen aangeduid.

In de profetieën echter wordt in plaats van het ware òf water, òf bron gezegd en in plaats van navorsen wordt gezegd graven; zodanig immers is de profetische taal, zoals blijkt bij Mozes,, waar gehandeld wordt over de bron Beer, waarover Israël dit gezang zong: ‘Klim op, bron, antwoord over haar: De bron die de vorsten gegraven hebben, de eersten des volks uitgegraven, door de Wetgever, met hun stokken’, (Numeri 21:16-18); daar wordt met de bron de leer van het Goddelijk Ware aangeduid, met graven het navorsen ervan.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl