Bible

 

Micha 2

Studie

   

1 Wee dien, die ongerechtigheid bedenken, en kwaad werken op hun legers; in het licht van den morgenstond doen zij het, dewijl het in de macht van hunlieder hand is.

2 En zij begeren akkers, en roven ze, en huizen, en nemen ze weg; alzo doen zij geweld aan den man en zijn huis, ja, aan een iegelijk en zijn erfenis.

3 Daarom, alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik denk een kwaad over dit geslacht, waaruit gijlieden uw halzen niet zult uittrekken, en zult zo rechtop niet gaan; want het zal een boze tijd zijn.

4 Te dien dage zal men een spreekwoord over ulieden opnemen; en men zal een klagelijke klacht klagen, en zeggen: Wij zijn ten enenmale verwoest; Hij verwisselt mijns volks deel; hoe ontwendt Hij mij; Hij deelt uit, afwendende onze akkers.

5 Daarom zult gij niemand hebben, die het snoer werpe in het lot, in de gemeente des HEEREN.

6 Profeteert gijlieden niet, zeggen zij, laat die profeteren; zij profeteren niet als die; men wijkt niet af van smaadheden.

7 O gij, die Jakobs huis geheten zijt! Is dan de Geest des HEEREN verkort? Zijn dat Zijn werken? Doen Mijn woorden geen goed bij dien, die recht wandelt?

8 Maar gisteren stelde zich Mijn volk op, tot vijand, tegenover een kleed; gij stroopt een mantel van degenen, die zeker voorbijgaan, wederkomende van den strijd.

9 De vrouwen Mijns volks verdrijft gij, elkeen uit het huis van haar vermakingen; van haar kinderkens neemt gij Mijn sieraad in eeuwigheid.

10 Maakt u dan op, en gaat henen; want dit land zal de rust niet zijn; omdat het verontreinigd is, zal het u verderven, en dat met een geweldige verderving.

11 Zo er iemand is, die met wind omgaat, en valselijk liegt, zeggende: Ik zal u profeteren voor wijn en voor sterken drank! dat is een profeet dezes volks.

12 Voorzeker zal Ik u, o Jakob! gans verzamelen; voorzeker zal Ik Israels overblijfsel vergaderen; Ik zal het te zamen zetten als schapen van Bozra; als een kudde in het midden van haar kooi zullen zij van mensen deunen.

13 De doorbreker zal voor hun aangezicht optrekken; zij zullen doorbreken, en door de poort gaan, en door dezelve uittrekken; en hun koning zal voor hun aangezicht henengaan; en de HEERE in hun spits.

   

Bible

 

Ezechiël 36:37

Studie

       

37 Alzo zegt de Heere Heere: Daarenboven zal Ik hierom van het huis Israels verzocht worden, dat Ik het hun doe; Ik zal ze vermenigvuldigen van mensen, als schapen.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3670

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

3670. Dat de woorden ‘en Hij zal u de zegen van Abraham geven’ de verbinding betekenen van het Goddelijke Zelf met het goede en ware van het natuurlijke, blijkt uit de betekenis van de zegen, te weten de verbinding, waarover eerder in de nrs. 3660, 3667;

en uit de uitbeelding van Abraham, namelijk het Goddelijke Zelf van de Heer, dat de Vader genoemd wordt, waarover de nrs. 2011, 3251, 3439. En aangezien deze woorden worden gezegd tot Jakob, door wie het Goddelijk Natuurlijke van de Heer zal worden uitgebeeld ten aanzien van het Goddelijk Goede en Ware daarin, zo is het de verbinding van het Goddelijke Zelf met het goede en ware van het natuurlijke, die door de woorden ‘Hij zal u de zegen van Abraham geven’ in de innerlijke zin wordt aangeduid. In de zin van de letter is het het bezit van het land Kanaän, dat onder de zegen van Abraham wordt verstaan en ook onder de woorden die volgen ‘om te erven het land van uw vreemdelingschappen, dat God aan Abraham gegeven heeft’; volgens die zin nemen ook al diegenen deze woorden op die geloven dat de historische gedeelten van het Woord geen diepere verborgenheden en meer hemelse dingen bevatten, voornamelijk de Joodse natie, die voor zichzelf dan ook vanwege deze woorden een voorrecht boven alle natiën en volken opeist. Hun vaders verstonden deze woorden evenzo en voornamelijk Jakob en van welke aard hij was, kan blijken uit wat eerder in nr. 3667 is gezegd, namelijk dat hij Jehovah niet kende en Hem ook niet wilde erkennen, tenzij Hij hem lichamelijke en wereldse dingen gaf. Maar dat noch Abraham, noch Izaäk, noch Jakob werden bedoeld, maar dat door Jakob de Heer wordt uitgebeeld ten aanzien van het natuurlijke, dat Hij Goddelijk zou maken, blijkt ruimschoots uit de verklaringen. Dat het er niets toe doet, van welke aard de mens is die uitbeeldt, hetzij boos of goed en dat de boze mens in gelijke mate kan uitbeelden en dat zij het Goddelijke van de Heer hebben uitgebeeld, zie de nrs. 665, 1097, 1361. Hetzelfde kan ook blijken uit de uitbeeldende dingen die ook heden ten dage bestaan, want alle koningen, wie en wat ze ook mogen zijn, beelden door het koningschap zelf dat bij hen is, de Heer uit; evenzo alle priesters, wie en wat ze ook mogen zijn, door het priesterambt zelf. Het koningschap zelf en het priesterschap zelf is heilig, onverschillig van welke aard diegene is die het vervult. Dit is de reden, waarom het Woord, dat een boos mens onderwijst eveneens heilig is, ook het sacrament van de Doop en het Heilig Avondmaal en dergelijke. Vandaar kan het ook duidelijk zijn, dat nooit enig koning voor zichzelf iets van het heilige dat tot zijn koningschap behoort, kan opeisen, noch enig priester iets van het heilige, dat tot zijn priesterschap behoort. Voor zoveel hij daarvan voor zichzelf opeist of dat aan zichzelf toeschrijft, legt hij zichzelf het merkteken op van een geestelijke dief of het kenmerk van geestelijke diefstal; en ook – voor zoveel hij het boze doet, dat wil zeggen, tegen het gerechte en billijke en tegen het goede en ware handelt – voor even zoveel ontdoet hij zich, wanneer hij koning is, van het uitbeeldende van het heilige van het koningschap en wanneer hij priester is, van het heilige van het priesterschap en beeldt hij het tegenovergestelde uit. Om deze reden zijn in de uitbeeldende Joodse Kerk zoveel wetten neergelegd ten aanzien van het heilige, waarin bovenal de priesters waren, wanneer zij hun ambt bedienden; hierover zal door de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, meer worden gezegd in hetgeen volgt.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl