Bible

 

Micha 2

Studie

   

1 Wee dien, die ongerechtigheid bedenken, en kwaad werken op hun legers; in het licht van den morgenstond doen zij het, dewijl het in de macht van hunlieder hand is.

2 En zij begeren akkers, en roven ze, en huizen, en nemen ze weg; alzo doen zij geweld aan den man en zijn huis, ja, aan een iegelijk en zijn erfenis.

3 Daarom, alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik denk een kwaad over dit geslacht, waaruit gijlieden uw halzen niet zult uittrekken, en zult zo rechtop niet gaan; want het zal een boze tijd zijn.

4 Te dien dage zal men een spreekwoord over ulieden opnemen; en men zal een klagelijke klacht klagen, en zeggen: Wij zijn ten enenmale verwoest; Hij verwisselt mijns volks deel; hoe ontwendt Hij mij; Hij deelt uit, afwendende onze akkers.

5 Daarom zult gij niemand hebben, die het snoer werpe in het lot, in de gemeente des HEEREN.

6 Profeteert gijlieden niet, zeggen zij, laat die profeteren; zij profeteren niet als die; men wijkt niet af van smaadheden.

7 O gij, die Jakobs huis geheten zijt! Is dan de Geest des HEEREN verkort? Zijn dat Zijn werken? Doen Mijn woorden geen goed bij dien, die recht wandelt?

8 Maar gisteren stelde zich Mijn volk op, tot vijand, tegenover een kleed; gij stroopt een mantel van degenen, die zeker voorbijgaan, wederkomende van den strijd.

9 De vrouwen Mijns volks verdrijft gij, elkeen uit het huis van haar vermakingen; van haar kinderkens neemt gij Mijn sieraad in eeuwigheid.

10 Maakt u dan op, en gaat henen; want dit land zal de rust niet zijn; omdat het verontreinigd is, zal het u verderven, en dat met een geweldige verderving.

11 Zo er iemand is, die met wind omgaat, en valselijk liegt, zeggende: Ik zal u profeteren voor wijn en voor sterken drank! dat is een profeet dezes volks.

12 Voorzeker zal Ik u, o Jakob! gans verzamelen; voorzeker zal Ik Israels overblijfsel vergaderen; Ik zal het te zamen zetten als schapen van Bozra; als een kudde in het midden van haar kooi zullen zij van mensen deunen.

13 De doorbreker zal voor hun aangezicht optrekken; zij zullen doorbreken, en door de poort gaan, en door dezelve uittrekken; en hun koning zal voor hun aangezicht henengaan; en de HEERE in hun spits.

   

Bible

 

Ezechiël 36:37

Studie

       

37 Alzo zegt de Heere Heere: Daarenboven zal Ik hierom van het huis Israels verzocht worden, dat Ik het hun doe; Ik zal ze vermenigvuldigen van mensen, als schapen.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3439

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

3439. Dat de woorden ‘Ik ben de God van Abraham uw vader; vrees niet, want Ik ben met u’ betekenen, dat het Goddelijke ook daar was, namelijk in de letterlijke zin van het Woord, blijkt uit de uitbeelding van Abraham, namelijk het Goddelijke van de Heer, waarover de nrs. 2833, 2836, 3251, 3305 aan het einde; vandaar betekent ‘Jehovah, God van Abraham’ het Goddelijke van de Heer, dat Abraham uitbeeldt; en daar gehandeld wordt over het Woord, dat ook de Heer is, omdat het gehele Woord van Hem uitgaat en het al van het Woord over Hem handelt, wordt door de woorden ‘In ben de God van Abraham, vrees niet, want Ik ben met u’ aangeduid, dat het Goddelijke ook daar is. Met het Goddelijke in het Woord is het als volgt gesteld: het Goddelijke Zelf is in de hoogste zin van het Woord, omdat daar de Heer is; het Goddelijke is ook in de innerlijke zin, omdat daar het rijk van de Heer in de hemelen is; vandaar wordt deze zin de hemelse en geestelijke genoemd. Het Goddelijke is ook in de letterlijke zin van het Woord, omdat daar het rijk van de Heer op aarde is; vandaar wordt deze zin de uiterlijke en ook de natuurlijke genoemd, want daarin zijn grove schijnbaarheden, verder verwijderd van het Goddelijke; maar toch zijn alle dingen tot in bijzonderheden daarin Goddelijk. Het is met deze drie onderscheiden zinnen gesteld als met de tabernakel: het binnenste daarvan of wat binnen de voorhang was, waar zich de ark bevond met daarin de Getuigenis, was het heiligste of het heilige der heiligen; het innerlijke echter of wat direct buiten de voorhang was, waar de gouden tafel en de kandelaar stonden, was het heilige; het uiterlijke echter, waar de voorhof was, was ook het heilige, waar men in vergadering bijeenkwam en daarom werd er van de tent der samenkomst gesproken.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl