Bible

 

Joël 2:30

Studie

       

30 En Ik zal wondertekenen geven in den hemel en op de aarde: bloed, en vuur, en rookpilaren.

Bible

 

I Koningen 8:36

Studie

       

36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3296

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

3296. Dat de woorden ‘en de oudere zal de jongere dienen’ betekenen, dat het goede van het ware voor een tijd de mindere zal zijn, blijkt uit de betekenis van de oudere, namelijk het goede en uit de betekenis van dienen, namelijk de mindere zijn; en uit de betekenis van de jongere, namelijk het ware. Hoe het hiermee gesteld is, kan blijken uit wat volgt, waar dit beschreven wordt door Ezau en Jakob; want door Ezau wordt, zoals gezegd, het goede uitgebeeld en door Jakob het ware. Dat er een botsing of worsteling ontstond over de voorrang en de heerschappij, wordt in de innerlijke zin daarmee beschreven, dat Jakob Ezau het eerstgeboorterecht afnam, en tevens de zegen. Maar dat dit toch slechts voor een bepaalde tijd was, blijkt duidelijk uit de profetie van Izaäk ten aanzien van Ezau:

‘En op uw zwaard zult gij leven en zult uw broeder dienen; en het zal geschieden, als gij heersen zult, dan zult gij zijn juk van uw hals verbreken’, (Genesis 27:40). Dat deze dingen een innerlijke zin hebben en dat men zonder de innerlijke zin niet kan weten wat zij betekenen, blijkt duidelijk, namelijk wat daarmee wordt aangeduid, dat twee natiën in de baarmoeder zijn en dat twee volken uit de ingewanden gescheiden zullen worden en dat het ene volk op het andere de overhand zal hebben en de oudere de jongere dienen zal. Dat zij evenwel datgene betekenen wat gezegd werd, blijkt uit wat volgt, waarin veel daarover wordt gehandeld. Bovendien kan men bezwaarlijk geloven, dat deze woorden dergelijke dingen bevatten, tenzij men weet, hoe het met het goede en het ware is gesteld en over de geboorte van het een uit het ander en over de verandering van staat bij de mens, wanneer hij wordt wederverwekt. Weliswaar wordt in de innerlijke zin over de Heer gehandeld, en hier, hoe de Heer Zijn Natuurlijke Goddelijk maakte, maar toch wordt in de uitbeeldende zin ook gehandeld over de wederverwekking van de mens; want de wederverwekking van de mens is een beeld van de verheerlijking van de Heer, zie de nrs. 3043, 3138, 3212, dat wil zeggen, in de wederverwekking verschijnt het als een zeker beeld, hoe de Heer Zijn Menselijke verheerlijkte, of wat hetzelfde is, Goddelijk maakte. Want zoals de Heer Zijn menselijke staat geheel en al in het Goddelijke veranderde, evenzo verandert de Heer bij de mens, wanneer Hij hem wederverwekt, diens staat geheel en al, want Hij maakt de oude mens van hem nieuw.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl