Bible

 

Joël 2:21

Studie

       

21 Vrees niet, o land! verheug u, en wees blijde; want de HEERE heeft grote dingen gedaan.

Bible

 

I Koningen 8:36

Studie

       

36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9255

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9255. Wanneer gij de os van uw vijand ontmoet zult hebben, of zijn ezel, dwalende; dat dit betekent het niet-echte goede en het niet-echte ware bij hen die buiten de Kerk zijn, staat vast uit de betekenis van de vijand, namelijk degenen die buiten de Kerk zijn, over wie hierna; uit de betekenis van de os, namelijk het goede van de uiterlijke mens en uit de betekenis van de ezel, namelijk het ware van de uiterlijke mens, nr. 2781, 9135, maar het niet-echte goede en ware, zodanig als het is bij hen die buiten de Kerk zijn, die met de vijand worden aangeduid.

Dat zij die buiten de Kerk zijn, onder de vijand worden verstaan, komt omdat zij afwijken ten aanzien van het goede en het ware van het geloof; zij hebben immers het Woord niet, en daarom weten zij niets over de Heer, noch over het christelijk geloof en de christelijke naastenliefde, die uit de Heer alleen zijn.

Vandaar komt het, dat het ware van hun geloof niet echt is, noch hun goede van de naastenliefde, daarom zijn zij ook in het andere leven niet tezamen, maar leven gescheiden van hen die van de Kerk zijn; allen immers worden in het andere leven vergezelschapt volgens het goede en het ware daaruit, want deze maken het geestelijk leven en de verbinding.

Niettemin houden zij die in de hemel zijn, hen die buiten de Kerk zijn, niet voor vijanden, maar zij onderrichten hen en leiden hen tot het christelijk goede; wat ook degenen opnemen die in onderordening, gehoorzaamheid en in een ander soort van wederzijdse naastenliefde onder elkaar vanuit hun godsdienstige in de wereld hebben geleefd; in de zin van de letter echter worden zij vijanden genoemd, vanwege de geestelijke onenigheid, die zoals gezegd, er een is ten aanzien van het ware van het geloof en het goede van de naastenliefde; zie wat vanuit ondervinding over de staat en het lot in het andere leven van de natiën buiten de Kerk is getoond, nrs. 2589-2604, 2861, 2863, 4190, 4197.

Dat men deze zelfden voor vrienden moet houden en moet onderrichten en verbeteren, wordt in de innerlijke zin daaronder verstaan dat ‘gij al wederbrengende die zult wederbrengen’, waarover hierna.

Er moet slechts aan toegevoegd worden, dat met de dieren van verschillend geslacht in het Woord zulke aandoeningen en neigingen worden aangeduid als de mens gemeen heeft met de dieren en in de geestelijke zin de aandoeningen van het innerlijk en uiterlijk goede en ware, zie de nrs. 45,46, 142, 143, 246, 714, 715, 776, 2179, 2180, 2781, 3218, 3519, 5198, 9090; en dat daarom de dieren bij de slachtoffers werden genomen volgens de betekenis, nrs. 1823, 2180, 2805, 2807, 2830, 3519.

Vandaar komt het dat met deze zedelijke wet ten aanzien van het terugbrengen van de dwalende ossen en ezels van de vijand, in de geestelijke zin zulke dingen worden aangeduid die van de Kerk zijn, dus die van de wederzijdse liefde of van de naastenliefde zijn jegens hen die van de waarheden van de Kerk afwijken.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl