Bible

 

Jeremia 49:6

Studie

       

6 Maar daarna zal Ik de gevangenis der kinderen Ammons wenden, spreekt de HEERE.

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 657

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

657. Zeven engelen, hebbende de zeven laatste plagen, betekent de boze en de valse dingen in de Kerk, zodanig als die in haar laatste staat zijn, door de Heer in zijn totaliteit onthuld.

Met de zeven engelen wordt de algehele hemel aangeduid; maar omdat de hemel niet de hemel is vanuit het eigene van de engelen, maar vanuit de Heer, wordt daarom met de zeven engelen de Heer aangeduid; ook kan geen ander de boze en de valse dingen in de Kerk onthullen; dat met de engelen de hemel wordt aangeduid en in de hoogste zin de Heer, zie de nrs. 5, 158, 344, 465, 644, 647, 648; met de plagen worden aangeduid de boze en de valse dingen, de boze dingen van de liefde en de valse dingen van het geloof; die zijn het immers die in het volgende hoofdstuk worden beschreven en daar aangeduid met het boze en schadelijke gezweer, met het bloed evenals van een dode, ten gevolge waarvan alle levende ziel is gestorven en met het bloed waarin de wateren van de rivieren en de bronnen werden verkeerd, met de hitte van het vuur die de mensen kwelde, met de onreine geesten, de vorsen gelijk en die demonen waren en verder met de grote hagel; de boze en de valse dingen die door al deze dingen worden aangeduid, zijn hier de plagen; met de laatste plagen worden die boze en valse dingen in de laatste staat van de Kerk aangeduid; met zeven worden alle dingen aangeduid, nrs. 10, 390; maar omdat die boze dingen, die met de plagen worden aangeduid in het volgende hoofdstuk, niet alle in het bijzonder zijn, maar alle in het algemeen, zo worden hier met zeven alle universeel aangeduid; het universele immers omvat alle dingen in het bijzonder.

Hieruit blijkt, dat met ik zag zeven engelen, hebbende de zeven laatste plagen, wordt aangeduid dat de boze en de valse dingen in de Kerk, zodanig als die in haar laatste staat zijn, uit de Heer universeel zijn onthuld.

Dat de plagen geestelijke plagen betekenen, die de mensen ten aanzien van hun zielen aanvatten en die verderven, namelijk de boze en de valse dingen, kan vaststaan uit de volgende plaatsen:

‘Van de voetzool af tot het hoofd toe, geen ongereptheid, verse plage, niet uitgedrukt, niet verbonden, niet verzacht’, (Jesaja 1:6).

‘Jehovah sloeg de volken in toorn met een ongeneeslijke plaag’, (Jesaja 14:6).

‘Jehovah, verwijder van over mij Uw plaag, van de slag van Uw hand word ik verteerd’, (Psalm 39:11).

‘Het is wanhopig gesteld met uw breuk; met de plaag van een vijand heb Ik u geslagen om de veelheid van uw ongerechtigheid; machtig veel zijn uw zonden geworden; maar van uw plagen zal Ik u genezen’, (Jeremia 30:12, 14, 17).

‘Indien gij niet waarneemt te doen al de woorden der wet, zo zal Jehovah uw plagen wonderlijk maken, grote en bestendige plagen en alle plaag die niet geschreven is in het Boek van deze Wet, totdat gij verdelgt wordt’, (Deuteronomium 28:58, 59, 61).

‘U zal het boze niet wedervaren en de plaag zal tot uw tent niet naderen’, (Psalm 111:10).

‘Edom zal tot verlating zijn; al wie voorbijgaat zal fluiten over al haar plagen’, (Jeremia 49:17).

‘Zij zal verwoesting zijn; al wie aan Babel voorbijgaat, zal zich ontzetten en fluiten over al haar plagen’, (Jeremia 50:13).

‘Op één dag zullen over Babylon de plagen komen’, (Openbaring 18:8).

‘De twee getuigen zullen de aarde slaan met elke plaag’, (Openbaring 11:6).

Met de plagen van Egypte, die voor een deel eender waren aan de plagen die in het volgende hoofdstuk beschreven zijn, wordt ook niet iets anders aangeduid dan de boze en valse dingen en die eerder in nr. 503 zijn opgesomd; zij worden ook plagen genoemd in (Exodus 9:14; 11:1).

Hieruit blijkt dat met de plagen niet iets anders wordt aangeduid dan geestelijke plagen, die de mensen aandoen ten aanzien van hun zielen en hen verderven, zoals eveneens in, (Jesaja 30:26; Zacharia 14:12, 15; Psalm 38:6, 12; Openbaring 9:20; 16:21; Exodus 12:13; 30:12; Numeri 8:19; Lukas 7:21) en elders.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 5

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

5. En die Hij heeft aangeduid, zendende door Zijn engel aan Zijn dienstknecht Johannes, betekent die uit de Heer zijn onthuld door de hemel aan hen die in het goede van het leven zijn vanuit de naastenliefde en het geloof ervan.

Onder Hij heeft aangeduid, zendende door Zijn engel, wordt in de geestelijke zin verstaan de dingen die onthuld zijn vanuit de hemel of door de hemel uit de Heer; onder engel immers wordt in het Woord hier en daar de engelenhemel verstaan en in de hoogste zin de Heer Zelf; de oorzaak hiervan is deze: dat nooit enig engel afgescheiden van de hemel spreekt met de mens; er is immers een zodanige verbinding van eenieder met allen daar, dat eenieder vanuit de gemeenschap spreekt, hoewel de engel zich daarvan niet bewust is; de hemel immers is in de aanblik van de Heer zoals één mens, wiens Ziel de Heer Zelf is; en daarom spreekt de Heer door de hemel met de mens, zoals de mens vanuit zijn ziel door het lichaam met een ander; en dit vindt plaats in verbinding met alle en de afzonderlijke dingen van zijn gemoed en in het midden daarvan zijn de dingen die hij spreekt; maar deze verborgenheid kan niet in het kort ontwikkeld worden; zij is voor een deel ontvouwd in het werk ‘de Wijsheid der engelen aangaande de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid’; daaruit blijkt, dat met de engel de hemel wordt aangeduid en in de hoogste zin de Heer; dat de Heer onder de engel in de hoogste zin wordt verstaan, is omdat de hemel niet hemel is vanuit het eigene van de engelen, maar vanuit het Goddelijke van de Heer, vanuit welke zij de liefde en de wijsheid, ja zelfs het leven hebben; vandaar is het, dat de Heer Zelf in het Woord Engel wordt geheten.

Hieruit blijkt, dat niet de engel vanuit zich met Johannes sprak, maar de Heer door middel van de hemel door hem. Dat onder die woorden wordt verstaan dat de dingen zijn onthuld aan hen die in het goede van het leven zijn vanuit de naastenliefde en het geloof ervan, omdat dezen onder Johannes worden verstaan; onder de twaalf discipelen van de Heer of de apostelen immers zijn allen verstaan die uit de Kerk in de ware dingen vanuit het goede zijn en in de abstracte zin alle dingen van de Kerk en onder Petrus allen die in het geloof zijn en abstract genomen het geloof zelf; onder Jakobus zij die in de naastenliefde zijn en abstract genomen de naastenliefde zelf; en onder Johannes zij die in het goede van het leven zijn vanuit de naastenliefde en het geloof ervan en abstract genomen het goede van het leven zelf daaruit; dat deze dingen onder Johannes, Petrus en Jakobus in het Woord van de evangelisten zijn verstaan, zie het werkje ‘Het Nieuwe Jeruzalem en haar hemelse Leer’, uitgegeven in Londen in het jaar 1758, nr. 122.

Omdat nu het goede van het leven vanuit de naastenliefde en het geloof ervan de Kerk maakt, werden daarom door de apostel Johannes de verborgenheden ten aanzien van de staat van de Kerk onthuld die in zijn gezichten zijn bevat.

Dat met alle namen van personen en plaatsen in het Woord dingen van de hemel en van de Kerk worden aangeduid, is met vele dingen getoond in het werk ‘Hemelse Verborgenheden’, ook in Londen uitgegeven.

Hieruit kan vaststaan dat onder ‘Hij heeft aangeduid, zendende door Zijn engel aan Zijn dienstknecht Johannes’ in de geestelijk zin wordt verstaan: de dingen die uit de Heer door de hemel zijn onthuld aan hen die in het goede van het leven zijn vanuit de naastenliefde en het geloof ervan; de naastenliefde immers werkt door het geloof het goede en niet de naastenliefde op zichzelf, noch het geloof op zichzelf.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl