Bible

 

Exodus 23:4

Studie

       

4 Wanneer gij uw vijands os, of zijn dwalenden ezel, ontmoet, gij zult hem denzelven ganselijk wederbrengen.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9299

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9299. En niet zal vernachten het vet van Mijn feest tot aan de morgen; dat dit betekent het goede van de eredienst niet uit het eigene, maar uit de Heer steeds nieuw, staat vast uit de betekenis van vernachten, namelijk dat wat uit het eigene is, want met de nacht wordt in het Woord het boze en het valse aangeduid, nrs. 221, 709, 6000, 7776, 7851, 7870, 7947, dus eveneens het eigene, omdat het eigene van de mens niets dan het boze en het valse is, nrs. 210, 215, 694, 874-876, 987, 1023, 1044, 4318, 5660, 5786, 8480; uit de betekenis van het vet of van de vettigheid, namelijk het goede van de liefde, nr. 353, 5943, hier het goede van de liefde in de eredienst, omdat er wordt gezegd het vet des feestes; het feest immers is de eredienst, nr. 9286, 9287, 9294; en uit de betekenis van de morgen, namelijk de Heer en Zijn Komst, zoals kan vaststaan uit wat over de morgen is getoond, nrs. 2405, 2780, 5962, 8426, 8427, 8812; vandaar wordt hier met de morgen, waar wordt gehandeld over het goede van de eredienst niet uit het eigene, aangeduid dat uit de Heer steeds nieuw.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 709

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

709. Er wordt ‘Jehovah’ gezegd, omdat nu over de naastenliefde gehandeld wordt. In het vorige hoofdstuk van vers 9 tot het einde, werd niet van Jehovah maar van God gesproken, omdat daar sprake was van de voorbereiding van Noach, of van de mens van de Kerk, welke Noach wordt genoemd, wat betreft de dingen van zijn verstand, die van het geloof zijn; hier echter is sprake van zijn voorbereiding wat de dingen van de wil betreft, welke van de liefde zijn. Wanneer het de dingen van het verstand of de waarheden van het geloof geldt, wordt God gezegd; wanneer het de dingen van de wil of het goede van de liefde geldt, wordt Jehovah gezegd; want niet de dingen van het verstand, of die welke van het geloof zijn, maken de Kerk uit, maar de dingen van de wil, welke van de liefde zijn. Jehovah is in de liefde en in de naastenliefde, maar niet in het geloof, hetzij dan een geloof vanuit liefde of naastenliefde. Vandaar dan ook dat het geloof in het Woord wordt vergeleken bij de nacht, maar de liefde bij de dag, zoals in het eerste hoofdstuk bij Genesis, waar over de grote lichten gehandeld wordt, en wel dat het grote licht of de zon, welke de liefde betekent, heerschappij zou hebben over de dag, en het kleine licht of de maan, welke het geloof betekent, heerschappij zou hebben over de nacht, (Genesis 1:14, 16; bij de profeten: Jeremia 31:35; 33 : 20; Psalm 136:9; Openbaring 8:12).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl