Bible

 

Exodus 23:4

Studie

       

4 Wanneer gij uw vijands os, of zijn dwalenden ezel, ontmoet, gij zult hem denzelven ganselijk wederbrengen.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9298

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9298. Niet zult gij slachtofferen op het gedesemde het bloed van Mijn slachtoffer; dat dit betekent dat de eredienst van de Heer uit de waarheden van de Kerk niet vermengd moet worden met de valsheden vanuit het boze, staat vast uit de betekenis van slachtofferen en van het slachtoffer, namelijk de eredienst van de Heer, nrs. 922, 923, 2180, 2805, 2807, 2830, 3519, 6905, 8680, 8936; uit de betekenis van het gedesemde, namelijk het vervalste en het valse vanuit het boze, nrs. 2342, 7906, 8051, 8058; en uit de betekenis van het bloed, namelijk het ware vanuit het goede, dus het ware van de Kerk, nrs. 4735, 6978, 7317, 7326, 7846, 7850, 7877, 9127; daaruit blijkt, dat met niet zult gij slachtofferen op het gedesemde het bloed van Mijn slachtoffer, wordt aangeduid dat de eredienst van de Heer uit de waarheden van de Kerk niet vermengd moet worden met de valsheden vanuit het boze.

Wat het valse uit het boze is en wat het valse is dat niet uit het boze is, zie de nrs. 1679, 2408, 4729, 6359, 7272, 8298, 9258.

Dat de ware dingen uit het goede, die de waarheden van de Kerk zijn, niet vermengd moeten worden met de valsheden vanuit het boze, is omdat die volstrekt niet samenstemmen, zij zijn immers tegenstrijdig en daardoor botsen zij, ten gevolge waarvan òf het goede zal vergaan, òf het boze zal verstrooid worden; het goede immers is uit de hemel, dat wil zeggen, door de hemel uit de Heer en het boze is uit de hel.

Er bestaan weliswaar waarheden bij de bozen en eveneens valsheden bij de goeden, maar de waarheden bij de boze mens worden niet vermengd met de valsheden vanuit het boze bij hen, zolang die alleen in het geheugen zijn en dienen als middelen tot het boze, zolang immers zijn zij zonder leven; maar indien de waarheden worden vervalst om het boze te begunstigen, wat ook gebeurt door een tegengestelde uitleg, dan worden zij vermengd; daarvandaan is de ontwijding van het ware; en hoedanig deze is, zie de nrs. 1008, 1010, 1059, 1327, 1328, 2051, 2426, 3398, 3399, 3402, 3489, 4601, 6348, 6959, 6960, 6963, 6971, 8394, 8943, 9188.

Dat het verboden was te slachtofferen op het gedesemde, blijkt uit deze wet ten aanzien van de minchah [graanoffer], die tegelijk met het slachtoffer op het altaar werd aangestoken, waarover het volgende bij Mozes: ‘Alle minchah die gij tot Jehovah zult brengen, zal niet gedesemd worden toegemaakt en enig zuurdesem en enige honing niet, waarvan gij Jehovah een vuuroffer zult aansteken’, (Leviticus 2:11).

Hieruit staat vast, dat de ontwijding van het ware met deze wet wordt aangeduid; daarom wordt eveneens gezegd ‘het bloed van het slachtoffer’ en niet ‘het slachtoffer’, omdat het bloed het ware vanuit het goede is.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 709

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

709. Er wordt ‘Jehovah’ gezegd, omdat nu over de naastenliefde gehandeld wordt. In het vorige hoofdstuk van vers 9 tot het einde, werd niet van Jehovah maar van God gesproken, omdat daar sprake was van de voorbereiding van Noach, of van de mens van de Kerk, welke Noach wordt genoemd, wat betreft de dingen van zijn verstand, die van het geloof zijn; hier echter is sprake van zijn voorbereiding wat de dingen van de wil betreft, welke van de liefde zijn. Wanneer het de dingen van het verstand of de waarheden van het geloof geldt, wordt God gezegd; wanneer het de dingen van de wil of het goede van de liefde geldt, wordt Jehovah gezegd; want niet de dingen van het verstand, of die welke van het geloof zijn, maken de Kerk uit, maar de dingen van de wil, welke van de liefde zijn. Jehovah is in de liefde en in de naastenliefde, maar niet in het geloof, hetzij dan een geloof vanuit liefde of naastenliefde. Vandaar dan ook dat het geloof in het Woord wordt vergeleken bij de nacht, maar de liefde bij de dag, zoals in het eerste hoofdstuk bij Genesis, waar over de grote lichten gehandeld wordt, en wel dat het grote licht of de zon, welke de liefde betekent, heerschappij zou hebben over de dag, en het kleine licht of de maan, welke het geloof betekent, heerschappij zou hebben over de nacht, (Genesis 1:14, 16; bij de profeten: Jeremia 31:35; 33 : 20; Psalm 136:9; Openbaring 8:12).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl