Bible

 

Exodus 23:2

Studie

       

2 Gij zult de menigte tot boze zaken niet volgen; en gij zult niet spreken in een twistige zaak, dat gij u neigt naar de menigte, om het recht te buigen.

Bible

 

Jozua 22:5

Studie

       

5 Alleenlijk neemt naarstiglijk waar te doen het gebod en de wet, die u Mozes, de knecht des HEEREN, geboden heeft, dat gij den HEERE, uw God, liefhebt, en dat gij wandelt in al Zijn wegen, en Zijn geboden houdt, en Hem aanhangt, en dat gij Hem dient met uw ganse hart en met uw ganse ziel.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9315

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9315. Wanneer Mijn Engel vóór u zal gegaan zijn, dat dit het leven volgens de geboden van de Heer betekent, staat vast uit de betekenis van vóór u gaan, wanneer het de Heer betreft, Die hier de Engel van Jehovah is, namelijk de geboden van het geloof en van het leven leren, dus eveneens het leven volgens die geboden; dat gaan en voorttrekken leven is, zie de nrs. 1293, 3335, 4882, 5493, 5605, 8417, 8420, 8557, 8559; en uit de betekenis van de Engel van Jehovah, dus de Heer ten aanzien van het Goddelijk Menselijke, nr. 9303, 9306.

Dat de Heer ten aanzien van het Goddelijk Menselijke onder de Engel wordt verstaan, komt omdat verscheidene engelen, die waren verschenen vóór de Komst van de Heer in de wereld, Jehovah Zelf waren geweest in de Menselijke vorm of in de vorm van een engel; wat duidelijk hieruit blijkt, dat men de engelen die waren verschenen, Jehovah heeft genoemd, zoals zij die aan Abraham waren verschenen, (Genesis 18).

Dat die Jehovah werden genoemd, zie daar de verzen 1,13,14,17,20,26,33; en degene die aan Gideon was verschenen, (Richteren 6).

Dat die ook Jehovah werden genoemd, zie de verzen daar: 12,14,16,22-24, en ook elders.

Jehovah Zelf in de Menselijke vorm, of wat hetzelfde is, in de vorm van een engel, was de Heer.

Zijn Goddelijk Menselijke is toen zoals een Engel verschenen, waarover de Heer Zelf spreekt bij Johannes: ‘Jezus zei: Abraham is verheugd geweest, dat hij Mijn dag zou zien en hij heeft gezien en is verheugd geweest.

Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u: Eer Abraham was, ben Ik’, (Johannes 8:56,58); en bij dezelfde: ‘Verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik heb gehad eer de wereld was, bij U’, (Johannes 17:5).

Dat Jehovah niet anders heeft kunnen verschijnen, staat eveneens vast uit de woorden van de Heer bij Johannes: ‘Niet hebt gij de stem van de Vader ooit gehoord, noch Zijn gedaante gezien’, (Johannes 5:37).

Bij dezelfde: ‘Niet dat iemand de vader heeft gezien, dan Die bij de Vader is; Deze heeft de Vader gezien’, (Johannes 6:46).

Hieruit kan men weten, wat de Heer uit het eeuwige is.

Dat het de Heer heeft behaagd, als Mens te worden geboren, was opdat Hij daadwerkelijk het Menselijke zou aantrekken en dit Goddelijk maken, om het menselijk geslacht te zaligen.

Weet dus, dat de Heer, Jehovah Zelf of de Vader in de Menselijke vorm is; wat de Heer ook Zelf leert bij Johannes: ‘Ik en de Vader zijn Eén’, (Johannes 10:30).

Bij dezelfde: ‘Jezus zei: Van nu hebt gij de Vader gekend en gezien; die Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien; gelooft Mij dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is’, (Johannes 14:7,9,11); en bij dezelfde: ‘Al Mijn dingen zijn de Uwe en al Uw dingen Mijne’, (Johannes 17:10).

Dit grote mysterie wordt bij Johannes beschreven met deze woorden: ‘In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en God was het Woord; Dit was in den beginne bij God; alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt en zonder Hetzelve is niets gemaakt dat gemaakt is.

En het Woord is Vlees geworden en heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene uit de Vader.

Niemand heeft ooit God gezien; de Eniggeboren Zoon, Die in de schoot van de Vader is, Die heeft Hem verklaard’, (Johannes 1:1-3,14,18).

Het Woord is het Goddelijk Ware, dat aan de mensen is onthuld en omdat dat niet onthuld had kunnen worden dan door Jehovah als Mens, dat wil zeggen, dan door Jehovah in de Menselijke vorm, dus door de Heer, wordt daarom gezegd: ‘In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en God was het Woord’; in de Kerk is het bekend, dat onder het Woord de Heer wordt verstaan, omdat dit openlijk wordt gezegd ‘het Woord is Vlees geworden en heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeboren Zoon uit de Vader’.

Dat het Goddelijk Ware niet aan de mensen onthuld heeft kunnen worden, dan door Jehovah in de Menselijke vorm, wordt ook duidelijk gezegd, ‘Niemand heeft ooit God gezien; de Eniggeboren Zoon, Die in de schoot van de Vader is, Die heeft Hem verklaard’.

Hieruit blijkt dat de Heer uit het eeuwige Jehovah of de Vader in de Menselijke vorm is geweest, maar nog niet in het Vlees, want de Engel heeft geen vlees.

En omdat Jehovah of de Vader al het Menselijke heeft willen aantrekken, ter wille van de zaliging van het menselijk geslacht, heeft Hij daarom het Vlees aangenomen; en daarom wordt gezegd: ‘God was het Woord en het Woord is Vlees geworden’, en bij Lukas:

‘Ziet Mijn handen en Mijn voeten, dat Ik het Zelf ben; raak Mij aan en ziet, want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals gij Mij ziet hebben’, (Lucas 24:39).

De Heer heeft hierdoor geleerd, dat Hij niet langer Jehovah was onder de vorm van een Engel, maar dat Hij Jehovah Mens was.

Dit wordt ook verstaan onder deze woorden van de Heer: ‘Ik ben van de Vader uitgegaan en ben in de wereld gekomen; wederom verlaat Ik de wereld en ga heen tot de Vader’, (Johannes 16:28).

Dat de Heer Zijn Menselijke, toen Hij in de wereld was, Goddelijk heeft gemaakt, zie de nr. 1616, 1725, 1813, 1921, 2025, 2026, 2033, 2034m 2083, 2523, 2751, 2798, 3038, 3043, 3212, 3241, 3318, 3637, 3737, 4065, 4180, 4211, 4237, 4286, 4585, 4687, 4692, 4724, 4738, 4766, 5005, 5045, 5078, 5110, 5256, 6373, 6700, 6716, 6849, 6864, 6872, 7014, 7211, 7499, 8547, 8864, 8865, 8878; en dat Hij al het Menselijke heeft uitgedreven dat Hij van de moeder had, zodat Hij tenslotte niet de Zoon van Maria was, nr. 2159, 2649, 2776, 4963, 5157, 3704, 4727, 9303, 9306 en de dingen die hierover in de aangehaalde plaatsen, nrs. 9194, 9199, zijn getoond.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl