Bible

 

Exodus 23:15

Studie

       

15 Het feest van de ongezuurde broden zult gij houden; zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten (gelijk Ik u geboden heb), ter bestemder tijd in de maand Abib, want in dezelve zijt gij uit Egypte getogen; doch men zal niet ledig voor Mijn aangezicht verschijnen.

Bible

 

I Samuël 8:3

Studie

       

3 Doch zijn zonen wandelden niet in zijn wegen; maar zij neigden zich tot de gierigheid, en namen geschenken, en bogen het recht.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 6887

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

6887. Dit is Mijn Naam tot in het eeuwige; dat dit betekent dat het Goddelijk Menselijke het hoedanige van het Goddelijke Zelf is, staat vast uit de betekenis van de Naam van God, namelijk alles in één samenvatting waardoor de Heer wordt vereerd, dus het hoedanige, nrs. 2724, 3006, 6674; en aangezien het Goddelijke Zelf niet kan worden vereerd, omdat het noch met het geloof, noch met de liefde kan worden genaderd, het is immers boven elk idee, volgens de woorden van de Heer bij Johannes: ‘Niemand heeft ooit God gezien; de Enigverwekte Zoon, Die in de schoot van de Vader is, heeft Hem uiteengezet’, (Johannes 1:18); en elders bij dezelfde: ‘Gij hebt noch Zijn stem ooit gehoord, noch Zijn gedaante gezien’, (Johannes 5:37); daarom is het het Goddelijk Menselijke, omdat dit het hoedanige van het Goddelijke Zelf is, dat genaderd en vereerd kan worden.

Dat het Goddelijk Menselijke de Naam van Jehovah is, blijkt bij Johannes: Jezus zei: Vader, verheerlijk Uw Naam; er ging dan een stem van de hemel uit: en Ik heb verheerlijkt en Ik zal wederom verheerlijken’, (Johannes 12:28); daar noemt de Heer Zich ten aanzien van het Goddelijk Menselijke de Naam des Vaders.

Bij Jesaja: ‘Ik, Jehovah, heb U geroepen in gerechtigheid en Ik zal uw hand aangrijpen, omdat Ik U zal behoeden en Ik zal U geven tot een verbond den volke, tot een licht der natiën; om te openen de blinde ogen, om uit te leiden uit de kerker de gebondene, uit het huis der kerker hen die in duisternis zitten; Ik Jehovah, dit is Mijn Naam en Mijn heerlijkheid zal Ik geen ander geven’, (Jesaja 42:6-8); daar en in het voorafgaande van dit hoofdstuk wordt openlijk over de Heer gehandeld; dat Hijzelf het is Die wordt verstaan onder de Naam van Jehovah, blijkt hieruit dat er wordt gezegd dat Hij Zijn heerlijkheid aan geen ander zal geven; wanneer het de Heer betreft, is het aan Hemzelf, omdat zij één zijn.

Bij Mozes: ‘Ziet, Ik zend een engel vóór u, om u te behoeden op de weg en om u heen te leiden tot de plaats die Ik bereid heb; hoedt u voor Zijn aangezichten en hoort Zijn stem, omdat Hij ulieder overtreding niet zal verdragen, aangezien Mijn Naam in het midden van Hem is’, (Exodus 23:20,21); dat onder de engel van Jehovah hier de Heer ten aanzien van het Goddelijk Menselijke wordt verstaan, zie nr. 6831; en omdat het Goddelijk Menselijke het hoedanige van het Goddelijke Zelf is, wordt er gezegd dat de Naam van Jehovah in het midden van Hem is.

Ook wordt in het gebed des Heren onder ‘onze Vader in de hemelen, Uw Naam worde geheiligd’ de Heer verstaan ten aanzien van het Goddelijk Menselijke; en eveneens alles in één samenvatting waardoor Hij moet worden vereerd.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl