IBhayibheli

 

Jozua 6:18

Funda

       

18 Alleenlijk dat gijlieden u wacht van het verbannene, opdat gij u misschien niet verbant, mits nemende van het verbannene, en het leger van Israel niet stelt tot een ban, noch datzelve beroert.

Amazwana

 

Vader

  
Rudolf von Arthaber with his Children, by Friedrich von Amerling

Vader in het Woord betekent wat het meest innerlijk is, en in die dingen die de orde van de Heer volgen, betekent het wat goed is. In de hoogste zin betekent Vader de Heer zelf, de schepper. Bij het verwekken van natuurlijke kinderen is het de vader die de ziel of het meest innerlijke levensvat en een inwendige erfelijkheid verschaft, en de moeder die alle substantie verschaft die de ziel gebruikt om haar lichaam te vormen, plus een uitwendige erfelijkheid. In dit proces komt de ziel van de Heer door de vader, en niet van de vader, omdat alle leven van de Heer is.

De wijze mens noemt de Heer zijn vader en de kerk zijn moeder, omdat zijn innerlijke liefdes van de Heer komen, maar vorm en werkelijkheid krijgen door de waarheden die door de kerk worden onderwezen. De aldus voortgebrachte dingen zijn de geestelijke "kinderen" van een mens.

Wanneer in het Nieuwe Testament over Jezus en de Vader wordt gesproken, wordt de uiterlijke verschijningsvorm bedoeld met het goddelijke zelf als de ziel binnenin. Omdat Jezus geboren werd uit een natuurlijke moeder, had Hij een natuurlijk lichaam en een natuurlijke joodse erfelijkheid. Gedurende zijn leven, toen Hij werd verzocht door de hellemachten, legde Hij langzaam alles af wat Hij van zijn moeder had en verving het door wat Hij van zichzelf van binnen had, de Vader. Door dit te doen maakte Hij zich één met de Vader die Zijn innerlijk was, zodat Hij waarlijk kon zeggen: "Ik en mijn Vader zijn één".

(Izinkomba: De Apocalyps Onthuld 170; Hemelse Verborgenheden 1815, 3703 [4]; Gods Voorzienigheid 330 [1,2]; Ware Christelijke Religie 103 [1,2])

Okususelwe Emisebenzini kaSwedenborg

 

Ware Christelijke Religie #103

Funda lesi Sigaba

  
Yiya esigabeni / 853  
  

103. Hieraan zal ik de volgende verborgenheid toevoegen: namelijk dat de ziel, die vanuit de vader is, de mens zelf is, en dat het lichaam, dat uit de moeder is, niet de mens in zichzelf is, maar vanuit hem; dit is slechts zijn bekleding, samengeweven uit dingen die van de natuurlijke wereld komen, terwijl de ziel daarentegen is samengeweven uit dingen die in de geestelijke wereld zijn. Elk mens legt na de dood het natuurlijke af dat hij uit de moeder kreeg, en behoudt het geestelijke dat hij uit de vader kreeg, tezamen met een soort van zoom of rand uit de zuiverste dingen van de natuur daar rondomheen; maar deze zoom is bij hen die in de hemel komen beneden en het geestelijke boven, terwijl deze zoom bij hen die in de hel komen, boven is en het geestelijke beneden. Vandaar komt het dat de engel-mens uit de hemel spreekt, dus het goede en ware, maar de duivel-mens, wanneer hij uit zijn hart spreekt, uit de hel spreekt, maar dat, wanneer hij uit de mond spreekt, hij als uit de hemel spreekt, het laatste doet hij voor de buitenwereld, maar het eerste binnenshuis. Aangezien de ziel van de mens de mens zelf is, en deze geestelijk is volgens haar oorsprong, zo blijkt hieruit duidelijk, dat het gemoed, de gezindheid, de inborst, de neiging en de aandoening van de liefde van de vader woont in de kindskinderen, en terugkeert en zich zichtbaar vertoont van geslacht tot geslacht. Daarvandaan komt het dat tal van families, ja zelfs natiën aan hun stamvader worden gekend; er is in elk gelaat van de nakomelingen een algemeen beeld dat zich openbaart; en dit beeld wordt alleen veranderd door de geestelijke dingen van de Kerk. Dat het algemene beeld van Jakob en Judah nog in hun nakomelingen blijft voortbestaan, en dat zij daaraan van anderen onderkend worden, komt omdat zij tot nu toe sterk aan hun godsdienstigheid hingen. Want er is in het zaad, waaruit eenieder ontvangen wordt, een stek of uitloper van de ziel van de vader in zijn volheid binnen een zeker omhulsel, gevormd uit de van de natuur afkomstige elementen, door middel waarvan zijn lichaam in de baarmoeder van de moeder wordt gevormd, hetgeen ňf naar de gelijkenis van de vader ňf naar de gelijkenis van de moeder geschieden kan, niettemin blijft het beeld van de vader daar binnenin en streeft er voortdurend naar om tevoorschijn te komen, en vandaar, wanneer het dit niet in het eerste geslacht kan, dit in de volgende geslachten tot stand brengt. Dat het beeld van de vader in zijn volheid in het zaad is, komt, zoals gezegd werd, omdat de ziel geestelijk is volgens haar oorsprong, en het geestelijke niets gemeen heeft met het ruimtelijke, waarom het evenzeer in een klein volume als in een groot aan zichzelf gelijk is. Wat de Heer betreft, Hij heeft, terwijl Hij in de wereld was, door de handelingen van de verlossing al het menselijke vanuit de moeder afgelegd en het Menselijke vanuit de Vader, hetwelk het Goddelijk Menselijke is, aangetrokken; vandaar komt het, dat in Hem de Mens God is en God Mens.

  
Yiya esigabeni / 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.