Från Swedenborgs verk

 

Hemel en Hel #18

Studera detta avsnitt

  
/ 603  
  

18. Het Goddelijke van de Heer in de hemel is liefde, want liefde is het reservoir van alle hemelse dingen, zoals vrede, intelligentie, wijsheid, en gelukzaligheid. Liefde is ontvankelijk voor alles wat met haar harmonieert. Zij verlangt ernaar, zoekt ernaar, neemt het als het ware uit eigen beweging in zich op, want zij wil constant daardoor verrijkt en vervolmaakt worden. Dit is uiteraard de mens algemeen bekend, want bij hem werpt liefde als het ware een blik in de voorraden van zijn geheugen en put daaruit alles wat harmonieert, verzamelt en schikt dit in en onder zich. In zich, zodat ze van haar zijn, en onder zich, opdat zij haar van dienst zijn. Al het overige echter dat niet overeenstemt, verwerpt en verbant zij. Het is overduidelijk aangetoond door sommigen die in de hemel werden opgenomen, dat in liefde ieder vermogen aanwezig is om de ware dingen op te nemen die met haar harmoniëren en het verlangen om ze met zich te verbinden. Alhoewel zij in de wereld eenvoudigen van geest waren geweest, kwamen ze bij de engelen in de wijsheid van engelen en in de gelukzaligheid van de hemel. Dit was omdat zij het goede en het ware hadden liefgehad ter wille van het goede en het ware zelf en deze in hun leven hadden ingeplant, en daardoor in staat waren de hemel aan te nemen met alle onbeschrijfelijke dingen daar. Maar zij die in eigenliefde en liefde van de wereld verkeren, hebben niet het vermogen om deze dingen op te nemen; daar hebben ze een afkeer van en ze verwerpen ze en zodra ze deze aanraken en influx ontvangen, vluchten zij weg en zoeken het gezelschap op van hen die in de hel zijn met dezelfde liefden als zij. Er waren geesten die betwijfelden of de hemelse liefde zulke vermogens in zich had en zij verlangden te weten of het zo was. Zij werden daarom in een staat van hemelse liefde gebracht, met allerlei belemmeringen tijdelijk verwijderd. Toen werden zij een zekere afstand naar voren gebracht waar een engelenhemel was en daarvandaan spraken ze met mij en zeiden dat ze een innerlijke gelukzaligheid gewaar werden die zij niet onder woorden konden brengen en dat zij het ten zeerste betreurden dat zij in hun vorige staat terug zouden keren. Anderen werden ook in de hemel opgenomen en hoe meer innerlijk of hoger zij werden verheven, hoe meer ze in intelligentie en wijsheid werden gebracht, zodat zij dingen gewaar konden worden die daarvoor onbegrijpelijk voor hen waren geweest. Daaruit blijkt dat de liefde die uit de Heer voortgaat, het reservoir is van de hemel en alles wat daarin is.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.

Från Swedenborgs verk

 

Apocalypse Explained #171

Studera detta avsnitt

  
/ 1232  
  

171. And who have not known the depths of Satan, as they say, signifies entanglement with these, as is evident from this, that the loves that rule in the hells are the loves of self and of the world, and those loves are altogether contrary to the love to the Lord and the love to the neighbor, which rule in heaven. "Satan," by whom is meant hell (See above, n. 120), unceasingly inspires the loves of self and of the world; and these man also receives with delight, because they are in him hereditarily, and are therefore his proprium [his own]; thus hell insinuates itself with man and entangles him. This is what is signified by "the depths of Satan." There are few, however, who are aware of this, because these loves, as they are man's proprium [man's own] by inheritance, draw his mind to themselves by allurements from delight, and thus draw him away from the delights of heavenly loves, even until he does not know what the delights of heaven are. These delights of the love of self and the love of the world are what close up the internal man and open the external; and to the extent that the external is opened the internal is closed, so that the man is finally in total thick darkness in respect to the things of heaven and the church, though in light [lumen] in respect to the things of self and the world. (These things may be seen more fully described in the work on Heaven and Hell, in the chapter where it is shown that The Divine of the Lord in Heaven is Love to Him, and Charity towards the neighbor, n. 13-19; and in the chapter where it is shown that All who are in the Hells are in Evils and in Falsities therefrom, out of the loves of Self and of the World, and that these loves are the Infernal Fires, n. 551-565, 566-575; also in The Doctrine of the New Jerusalem,n. 65-83, where these two loves are treated of.

  
/ 1232  
  

Thanks to the Swedenborg Foundation for their permission to use this translation.