Från Swedenborgs verk

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4300

Studera detta avsnitt

  
/ 10837  
  

4300. En de zon rees hem op; dat dit de verbinding van de goede dingen betekent, staat vast uit de betekenis van het verrijzen van de zon, namelijk de verbinding van de goede dingen; dat door het opgaan van de dageraad wordt aangeduid dat de verbinding nabij is of aanvangt, zie nr. 4283; hieruit volgt dat het verrijzen van de zon de verbinding zelf is; want de zon betekent in de innerlijke zin de hemelse liefde, nrs. 1529, 1530, 2441, 2495, 3636, 3643, 4060; dus de goede dingen, want deze zijn van die liefde; wanneer de hemelse liefde zich bij de mens openbaart, dat wil zeggen, wanneer zij wordt bemerkt, dan wordt er gezegd dat de zon hem verrijst, want dan worden de goede dingen van die liefde met hem verbonden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Från Swedenborgs verk

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer #248

Studera detta avsnitt

  
/ 325  
  

Hittills innehåller denna översättning passager upp till #325. Det är förmodligen fortfarande ett pågående arbete. Om du trycker på vänsterpilen kommer du att hitta det sista numret som har översatts.

  
/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Från Swedenborgs verk

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4208

Studera detta avsnitt

  
/ 10837  
  

4208. En Jakob zwoer bij de Schrik van zijn vader Izaäk; dat dit de bevestiging uit het Goddelijk Menselijke betekent, dat in die staat ‘de Schrik’ wordt genoemd, staat vast uit de betekenis van zweren, namelijk de bevestiging, waarover de nrs. 2842, 3375;

en uit de betekenis van de Schrik van Izaäk, te weten het Goddelijk Menselijke van de Heer, waarover nr. 4180;

dat de eden werden gezworen bij het Goddelijk Menselijke van de Heer, nr. 2842.

Dat hier gezegd wordt de God van Abraham, de God van Nachor, de God van hun vader of van Therach en de Schrik van Izaäk, de vader van Jakob, komt omdat de zonen van Therach, evenzovele goden erkenden, want zij waren afgodendienaren, nrs. 1353, 1356, 1992, 3667 en het eigenaardige van dat huis bestond daarin dat elke familie haar eigen god vereerde; vandaar wordt hier gezegd: de God van Abraham, de God van Nachor, de God van hun vader en de Schrik van Izaäk. Evenwel werd het aan de familie van Abraham gelast, Jehovah als haar God te erkennen; toch erkenden zij hem niet anders dan zoals een andere god, door wie zij zich van de natiën konden onderscheiden, dus naar de naam alleen; daarom vielen zij ook zo vaak af tot andere goden, zoals kan vaststaan uit de historische dingen van het Woord; de oorzaak hiervan was dat zij alleen in uiterlijke dingen waren; wat de innerlijke dingen waren, wisten zij in het geheel niet en wilden die ook niet weten; de rituele dingen zelf van hun Kerk waren met betrekking tot hen niets anders dan afgodische dingen, omdat zij van de innerlijke dingen gescheiden waren, want elk ritueel van de Kerk dat gescheiden is van het innerlijke, is afgodisch; maar toch kon het echte van de Kerk door hen worden uitgebeeld, want de uitbeeldingen betreffen niet de persoon, maar de zaak, nrs. 665, 1097, 1361, 3147; opdat echter een uitbeeldende Kerk zou bestaan en er dus enige vergemeenschapping van de Heer door de hemel met de mens, moeten zij voornamelijk hierin gehouden worden dat zij Jehovah erkenden, zo al niet met het hart, dan toch met de mond; want de uitbeeldende dingen gingen bij hen niet uit vanuit de innerlijke dingen, maar van de uiterlijke en verbonden zich zo op een andere wijze dan in de ware Kerk, waarin door de innerlijke dingen de vergemeenschapping plaatsvindt; daarom deed ook hun Goddelijke eredienst hun zielen niet in het minst aan, dat wil zeggen, maakte hen niet gezegend in het andere leven, maar alleen voorspoedig in de wereld. Opdat zij dus in de uiterlijke dingen gehouden zouden worden, vonden daarom zoveel wonderen bij hen plaats, die nooit gebeurd zouden zijn als zij in de innerlijke dingen waren geweest; en daarom werden zij zo vaak tot de eredienst gedwongen door straffen, door gevangenschappen en door bedreigingen, terwijl toch niemand door de Heer tot de innerlijke eredienst wordt gedwongen, maar die eredienst door het vrije wordt ingeplant, nrs. 1937, 1947, 2874, 2874-2881, 3145, 3146, 3158, 4031; het voornaamste uiterlijke was dat zij Jehovah zouden belijden, want Jehovah was de Heer, die in alle dingen van die Kerk werd uitgebeeld; dat Jehovah de Heer was, zie de nrs. 1343, 1736, 2921, 3035.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl