Från Swedenborgs verk

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4300

Studera detta avsnitt

  
/ 10837  
  

4300. En de zon rees hem op; dat dit de verbinding van de goede dingen betekent, staat vast uit de betekenis van het verrijzen van de zon, namelijk de verbinding van de goede dingen; dat door het opgaan van de dageraad wordt aangeduid dat de verbinding nabij is of aanvangt, zie nr. 4283; hieruit volgt dat het verrijzen van de zon de verbinding zelf is; want de zon betekent in de innerlijke zin de hemelse liefde, nrs. 1529, 1530, 2441, 2495, 3636, 3643, 4060; dus de goede dingen, want deze zijn van die liefde; wanneer de hemelse liefde zich bij de mens openbaart, dat wil zeggen, wanneer zij wordt bemerkt, dan wordt er gezegd dat de zon hem verrijst, want dan worden de goede dingen van die liefde met hem verbonden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Från Swedenborgs verk

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer #248

Studera detta avsnitt

  
/ 325  
  

Hittills innehåller denna översättning passager upp till #325. Det är förmodligen fortfarande ett pågående arbete. Om du trycker på vänsterpilen kommer du att hitta det sista numret som har översatts.

  
/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Från Swedenborgs verk

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1581

Studera detta avsnitt

  
/ 10837  
  

1581. Dat de woorden ‘scheid u, ik bid u, van mij’ betekenen, dat het niet kan verschijnen, tenzij datgene wat niet samenstemt, tenietgaat. Dit blijkt uit wat nu gezegd is, namelijk dat de innerlijke mens wil, dat datgene in de uiterlijke mens wat niet samenstemt, zich afscheidt, want vooraleer het afgescheiden is, kan het goede niet verschijnen dat voortdurend invloeit van de innerlijke mens, dat wil zeggen, door de innerlijke mens van de Heer. Wat echter die scheiding betreft, moet men weten, dat het geen scheiding is, maar een rusten. Het kwaad dat in de uiterlijke mens is, kan bij geen mens, uitgezonderd bij de Heer, gescheiden worden; alles wat de mens eenmaal verworven heeft, blijft; maar het kwaad schijnt afgescheiden te worden wanneer het rust, want dan verschijnt het als niets; en het rust niet zo dat het als niets verschijnt, tenzij door de Heer, en pas dan, als het op deze wijze rust, vloeien de goedheden van de Heer in en doen de uiterlijke mens aan. Van dien aard is de staat van de engelen, en zij weten ook niet beter of het boze is van hen afgescheiden, maar het is alleen een afgehouden zijn van het boze, dus een rust, zodat het als niets verschijnt; bijgevolg is het schijn; wat de engelen ook weten wanneer zij daarover nadenken.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl