Från Swedenborgs verk

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3200

Studera detta avsnitt

  
/ 10837  
  

3200. In deze beide verzen wordt de staat van het redelijk goede beschreven, wanneer het in de verwachting van het ware is, dat daarmee verbonden moet worden als een bruid met een echtgenoot. In de twee onmiddellijk erna volgende verzen, wordt de staat van het ware beschreven, wanneer het nabij is en het goede waarneemt, waarmee het verbonden moet worden. Maar men moet weten, dat deze staten niet in één keer ontstonden, maar voortdurend, het gehele leven van de Heer in de wereld door, totdat Hij verheerlijkt was.

Bij de wederverwekten is het evenzo gesteld, want zij worden niet opeens, in één keer wederverwekt, maar voortdurend, het gehele leven door, ook in het andere leven; want de mens kan nooit volmaakt worden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Bibeln

 

Genesis 24:63

Studie

       

63 En Izak was uitgegaan om te bidden in het veld, tegen het naken van den avond; en hij hief zijn ogen op en zag toe, en ziet, de kemelen kwamen!

Från Swedenborgs verk

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1832

Studera detta avsnitt

  
/ 10837  
  

1832. Dat de woorden ‘en de vogel deelde hij niet’ de geestelijke dingen betekenen, waarbij een dergelijke wederkerige betrekking en overeenstemming niet bestaat, blijkt uit de betekenis van de vogel, die het geestelijke is, waarover vlak hiervoor in vers 9 is gehandeld, en verder ook hieruit, dat hij de vogel niet middendoor deelde, dus dat een dergelijke wederkerige betrekking en overeenstemming niet bestaat. Door de geestelijke dingen worden, als eerder herhaaldelijk gezegd, alle dingen aangeduid die tot het geloof behoren, en dus alle leerstellingen, want deze worden de dingen van het geloof genoemd, hoewel deze niet tot het geloof behoren, voordat ze met de naastenliefde verbonden zijn. Tussen deze en de Heer bestaat geen wederkerige betrekking en overeenstemming, want het zijn dingen die niet door de innerlijke inspraak en door het geweten invloeien, zoals de dingen die tot de liefde en de naastenliefde behoren, maar zij vloeien in door onderwijzing en zo dus door het gehoor, dus niet van binnen maar van buitenaf, en op deze wijze vormen zij bij de mens zijn vaten of ontvangers. Het merendeel daarvan verschijnt als waarheden, en zijn toch geen waarheden, zoals daar zijn de dingen, die tot de letterlijke zin van het Woord behoren en uitbeeldingen van het ware en aanduidingen van het ware zijn, dus op zichzelf genomen geen waarheden. Sommige dingen zijn zelfs valsheden, die niettemin tot vaten en ontvangers kunnen dienen.

Bij de Heer echter zijn alleen wezenlijke waarheden, en daarom bestaat er geen wederkerige betrekking en overeenstemming tussen eerst- en laatstgenoemde. Toch kunnen zij aangepast worden, zodat zij de hemelse dingen die tot de liefde en de naastenliefde behoren, als vaten kunnen dienen. Het zijn deze geestelijke dingen die de wolk van het verstandsdeel uitmaken, waarover eerder is gehandeld, waarin de Heer naastenliefde legt en zo het geweten maakt; zoals bijvoorbeeld bij hen die in de letterlijke zin van het Woord blijven en menen dat de Heer het is die in verzoeking leidt, en dan het geweten van de mens kwelt, en dat Hij, daar Hij het boze toelaat, de oorzaak van het boze is; dat Hij de bozen in de hel stoot en dergelijke meer. Dit zijn schijnbaarheden en geen waarheden; en daar het op zichzelf genomen geen waarheden zijn, is er ook geen wederkerige betrekking en overeenstemming. Toch laat de Heer deze dingen bij de mens onaangetast en maakt ze op wonderbaarlijke wijze door de naastenliefde geschikt om voor de hemelse dingen als vaten te kunnen dienen. Evenzo is het gesteld met de godsdienst van de rechtschapen heidenen, met hun leerstellingen en zeden, ja zelfs met hun afgoden; de Heer laat deze evenzo onaangetast, en niettemin maakt Hij ze door de naastenliefde geschikt om ook tot opnamevaten te dienen. Zo was het ook gesteld met het merendeel van de riten in de Oude Kerk, en later in de Joodse Kerk, die op zichzelf niets anders waren dan godsdienstige gebruiken, waarin het ware niet was en die werden geduld en toegelaten, ja zelfs bevolen, daar ze door hun ouders voor heilig werden gehouden, en zo in hun gemoed van kindsbeen af als waarheden waren ingeplant en ingeprent. Deze en dergelijke dingen zijn het die worden aangeduid met de woorden, dat de vogels niet verdeeld werden; want de dingen die eenmaal in de mening van de mens zijn geplant en voor heilig worden gehouden, laat de Heer, wanneer zij niet tegen de Goddelijke orde ingaan, onaangetast, en hoewel er geen wederkerige betrekking en overeenstemming plaats heeft, past Hij ze toch aan. Ook deze dingen zijn het die in de Joodse Kerk daarmee werden aangeduid, dat bij de offerplechtigheden de vogels niet gedeeld werden, want verdelen is tegenover elkaar leggen zodat de delen behoorlijk overeenstemmen. En daar deze dingen geen behoorlijke overeenstemmingen zijn, worden ze in het andere leven bij hen die zich laten onderwijzen, verwijderd, en de waarheden zelf in de neigingen tot het goede ingeplant. Dat vogels in de Joodse Kerk ook niet gedeeld werden, vanwege deze uitbeelding en betekenis, blijkt bij Mozes:

‘Indien zijn gave voor Jehovah een brandoffer van de vogel is, en hij zal brengen van de tortelduiven of van de zonen der duiven, en zal ze klieven met zijn vleugelen, niet delen’, (Leviticus 1:14, 17) eveneens bij de zondoffers, (Leviticus 5:7, 8).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl