2. Maar dat het geheel zowel als het bijzondere, ja het meest bijzondere, tot de kleinste jota toe, geestelijke en hemelse dingen betekent en omhult, weet tot dusver de Christelijke wereld in de verste verte niet, om welke reden zij dan ook voor het Oude Testament weinig aandacht heeft Niettemin kan het hieruit alleen al blijken, dat het Woord – daar het van de Heer is en van de Heer komt - nooit zou kunnen bestaan, tenzij het innerlijk die dingen bevatte, welke van de hemel, de kerk en van het geloof zijn. Anders kon het niet het Woord van de Heer genoemd worden, evenmin zou gezegd kunnen worden, dat daarin enig leven is; want vanwaar zou het leven anders kunnen komen, dan uit de dingen die van het leven zijn, dat wil zeggen, daarvandaan dat het geheel zowel als elke bijzonderheid betrekking heeft op de Heer, Die het leven Zelf is. Iets dat innerlijk niet op Hem ziet, leeft dus niet, ja zelfs, een woord in het Woord, dat niet Hem onthult, of op haar wijze op Hem betrekking heeft, is niet goddelijk.

254. Het Woord in de letter kan niet worden gevat dan door leer vanuit het Woord door een verlichte gemaakt. De zin van de letter ervan is aangepast aan de bevatting van ook de eenvoudiger mensen, en daarom zal de leer vanuit het Woord hun tot lamp zijn.

9286. 'Three times you shall keep a feast to Me in the year' means enduring worship of the Lord and thanksgiving on account of deliverance from damnation. This is clear from the meaning of 'keeping a feast' or 'holding a feast' as worshipping the Lord with gladness of mind on account of deliverance from damnation, dealt with in 7093; and from the meaning of 'three times in the year' as a state complete right to its end, for 'three' means complete from the beginning to the end, 2788, 4495, 7715, 9198, and 'year' a whole period, 2906, 7839, 8070. At this point therefore complete and whole deliverance is meant; for 'the feast of unleavened bread' means purification from falsities, 'the feast of harvest' means the planting of truth in good, and 'the feast of ingathering' means the implanting of good from there. Thus complete deliverance from damnation is meant by these feasts; for when a person has been purified from falsities, and after this has been brought by means of truths into good, and is at length governed by good, he is in heaven with the Lord and has accordingly undergone complete deliverance.

[2] The consecutive stages of deliverance from damnation are like the consecutive stages of regeneration; for regeneration is deliverance by the Lord from hell and being led by Him into heaven. For a person who is being regenerated is first purified from falsities, after that the truths of faith he knows are planted in the good of charity, and finally that good itself is implanted in him. When all this has been done the person has been regenerated and he is then in heaven with the Lord. Therefore the three feasts in the year also meant worship of the Lord and thanksgiving on account of regeneration. Because these feasts were established on account of the everlasting remembrance of those things, the worship and thanksgiving are called enduring; for the most important things in worship should endure forever. The things which should endure forever are those which have been inscribed not only on the memory but also on the actual life that is led. When this is so they are said to reign universally with a person, see 5949, 6159, 6571, 8853-8858, 8865.