Bibeln

 

Joël 1

Studie

1 Het woord des HEEREN, dat geschied is tot Joel, den zoon van Pethuel:

2 Hoort dit, gij oudsten! en neemt ter oren, alle inwoners des lands! Is dit geschied in uw dagen, of ook in de dagen uwer vaderen?

3 Vertelt uw kinderen daarvan, en laat het uw kinderen hun kinderen vertellen, en derzelver kinderen aan een ander geslacht.

4 Wat de rups heeft overgelaten, heeft de sprinkhaan afgegeten, en wat de sprinkhaan heeft overgelaten, heeft de kever afgegeten, en wat de kever heeft overgelaten, heeft de kruidworm afgegeten.

5 Waakt op, gij dronkenen! en weent, en huilt, alle gij wijnzuipers! om den nieuwen wijn, dewijl hij van uw mond is afgesneden.

6 Want een volk is opgekomen over mijn land, machtig en zonder getal; zijn tanden zijn leeuwentanden, en het heeft baktanden eens ouden leeuws.

7 Het heeft mijn wijnstok gesteld tot een verwoesting, en mijn vijgeboom tot schuim; het heeft hem ganselijk ontbloot en nedergeworpen, zijn ranken zijn wit geworden.

8 Kermt, als een jonkvrouw, die met een zak omgord is vanwege den man van haar jeugd.

9 Spijsoffer en drankoffer is van het huis des HEEREN afgesneden; de priesters, des HEEREN dienaars, treuren.

10 Het veld is verwoest, het land treurt; want het koren is verwoest, de most is verdroogd, de olie is flauw.

11 De akkerlieden zijn beschaamd, de wijngaardeniers huilen, om de tarwe en om de gerst, want de oogst des velds is vergaan.

12 De wijnstok is verdord, de vijgeboom is flauw; de granaatappelboom, ook de palmboom en appelboom; alle bomen des velds zijn verdord; ja de vrolijkheid is verdord van de mensenkinderen.

13 Omgordt u, en rouwklaagt, gij priesters! huilt, gij dienaars des altaars! gaat in, vernacht in zakken, gij dienaars mijns Gods! want spijsoffer en drankoffer is geweerd van het huis uws Gods.

14 Heiligt een vasten, roept een verbodsdag uit, verzamelt de oudsten, en alle inwoners dezes lands, ten huize des HEEREN, uws Gods, en roept tot den HEERE.

15 Ach, die dag! want de dag des HEEREN is nabij, en zal als een verwoesting komen van den Almachtige.

16 Is niet de spijze voor onze ogen afgesneden? Blijdschap en verheuging van het huis onzes Gods?

17 De granen zijn onder hun kluiten verrot, de schathuizen zijn verwoest, de schuren zijn afgebroken, want het koren is verdord.

18 O, hoe zucht het vee, de runderkudden zijn bedwelmd, want zij hebben geen weide, ook zijn de schaapskudden verwoest.

19 Tot U, o HEERE! roep ik; want een vuur heeft de weiden der woestijn verteerd, en een vlam heeft alle bomen des velds aangestoken.

20 Ook schreeuwt elk beest des velds tot U; want de waterstromen zijn uitgedroogd, en een vuur heeft de weiden der woestijn verteerd.

Bibeln

 

I Koningen 8:36

Studie

       

36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

Från Swedenborgs verk

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #5084

Studera detta avsnitt

  
/ 10837  
  

5084. Van het huis van de vorst der trawanten; dat dit betekent door de dingen die de primaire voor de uitlegging zijn, staat vast uit de betekenis van de vorst der trawanten, namelijk de primaire dingen voor de uitlegging, nrs. 4790, 4966; hier dus dat de zinlijke dingen van het ene en het andere geslacht verworpen waren door de primaire dingen voor de uitlegging, namelijk de dingen die van het Woord zijn ten aanzien van de innerlijke zin; welke zinlijke dingen dan verworpen worden genoemd, wanneer zij geen geloof in zulke dingen stellen; de zinlijke dingen immers en de dingen die rechtstreeks door de zinlijke dingen binnentreden in het denken, zijn begoochelend; alle begoochelingen die bij de mens regeren, zijn daaruit. Ten gevolge hiervan is het dat weinigen de ware dingen van het geloof geloven en dat de natuurlijke mens tegen de geestelijke is, dat wil zeggen, de uiterlijke mens tegen de innerlijke; daardoor worden, indien de natuurlijke of uiterlijke mens aanvangt te heersen over de geestelijke of innerlijke, de dingen die van het geloof zijn, niet langer geloofd; de begoochelingen immers overschaduwen en de begeerten verstikken. Omdat weinigen weten wat de begoochelingen van de zinnen zijn en weinigen geloven dat die zo’n grote schaduw brengen over de redelijke dingen en het meest over de geestelijke dingen van het geloof en wel dermate dat zij ze uitblussen, vooral wanneer de mens tevens in het verkwikkelijke van de begeerten vanuit de liefde van zich en van de wereld is, is het geoorloofd deze zaak door voorbeelden toe te lichten; eerst wat de louter natuurlijke begoochelingen van de zinnen zijn, of in die dingen die in de natuur zijn; daarna over de begoochelingen van de zinnen in geestelijke dingen.

1. Het is een louter natuurlijke zinsbegoocheling of een begoocheling die in de natuur is, dat men gelooft dat de zon eenmaal elke dag rondom deze aardbol wordt gevoerd en tevens ook de hemel met alle sterren; en dit hoewel er wordt gezegd dat het ongelooflijk is, omdat het onmogelijk is, dat zo’n grote oceaan van vuur zodanig als de zon is, en niet alleen de zon maar ook de ontelbare sterren, zonder enige verandering van plaats ten opzichte van elkaar elke dag eenmaal worden rondgewenteld; en indien daaraan wordt toegevoegd dat men het kan zien aan de planeten dat de aardbol een dagelijkse en een jaarlijkse beweging maakt door ronddraaiingen en kringloop, namelijk daaraan dat de planeten ook aardbollen zijn en dat zij zelfs ook manen rondom zich hebben en dat het is waargenomen en dat zij evenals onze aardbol zulke bewegingen, namelijk dagelijkse en jaarlijkse maken, volhardt niettemin bij velen de zinsbegoocheling dat het zo is zoals het oog het ziet.

2. Het is een louter natuurlijke zinsbegoocheling of een begoocheling in de natuur, dat er alleen één enkele atmosfeer is en dat die slechts in haar delen achtereenvolgens zuiverder is en dat daar waar zij ophoudt, het ledige is; het uiterlijk zinlijke van de mens vat het niet anders, wanneer alleen dit wordt geraadpleegd.

3. Het is een louter natuurlijke zinsbegoocheling dat vanaf de eerste schepping aan in de zaden de hoedanigheid is geprent om tot bomen en bloemen op te groeien en van zich voort te planten en dat daaruit het ontstaan en het bestaan van alle dingen is; en indien hun wordt gezegd dat niets kan bestaan tenzij het voortdurend ontstaat, volgens de grondregel dat het bestaan een voortdurend ontstaan is en verder dat alles wat niet aaneengeschakeld is met iets dat eerder is, tot niets vervalt, dan vat het zinlijke van het lichaam en het denken vanuit dit zinlijke, dit toch niet, noch dat alle en de afzonderlijke bestaan zoals zij waren ontstaan, door de invloeiing uit de geestelijke wereld, dat wil zeggen, door de geestelijke wereld uit het Goddelijke.

4. Het is vandaar een louter natuurlijke zinsbegoocheling dat er enkelvoudige substanties zijn, die monaden en atomen zijn; van alles immers wat binnen het uiterlijk zinlijke is, gelooft de natuurlijke mens dat het iets zodanigs is of niets.

5. Het is een louter natuurlijke zinsbegoocheling dat alle dingen van de natuur en vanuit de natuur zijn en dat er weliswaar in de zuiverder of innerlijke natuur iets is wat niet wordt gevat; maar indien er wordt gezegd dat binnen of boven de natuur het geestelijke en het hemelse is, dan verwerpt men dit en men gelooft dat dit indien het niet het natuurlijke is, niets is.

6. Het is een zinsbegoocheling dat alleen het lichaam leeft en dat het leven ervan te gronde gaat wanneer het sterft; het zinlijke vat in het geheel niet dat de innerlijke mens is in de afzonderlijke dingen van de uiterlijke en dat de innerlijke mens binnen de natuur in de geestelijke wereld is; vandaar gelooft het ook niet, omdat het dit niet vat, dat de mens na de dood zal leven als hij niet opnieuw met een lichaam wordt omkleed, nrs. 5078, 5079.

7. Vandaar is het een zinsbegoocheling dat de mens na de dood evenmin kan leven als de beesten; de oorzaak hiervan is dat de beesten ook een leven hebben dat in vele dingen aan het leven van de mens gelijk is, slechts dat de mens een volmaakter dier is; het zinlijke, dat wil zeggen, de mens die vanuit het zinlijke denkt en besluit, vat niet dat de mens daarin boven de beesten is en een hoger leven heeft omdat hij kan denken, niet slechts over de oorzaken van de dingen, maar ook over het Goddelijke en door het geloof en de liefde met het Goddelijke verbonden worden en tevens de invloeiing daaruit opnemen en zich toe-eigenen en dus dat er, omdat er in de mens een wederkerige is, een opneming is en dit is geenszins het geval bij dieren.

8. Vandaar is het een zinsbegoocheling dat het levende zelf bij de mens dat de ziel wordt genoemd, slechts iets etherisch is of iets vlammends, dat wordt verstrooid wanneer de mens sterft en dat dat zetelt of in het hart of in de hersenen of in enig deel ervan en dat het van daar het lichaam zoals een machine regeert; dat de innerlijke mens in de afzonderlijke dingen van de uiterlijke is, dat het oog niet vanuit zich ziet, maar vanuit dit en dat ook het oor niet vanuit zich hoort, maar vanuit dit, vat de zinlijke mens niet.

9. Het is een zinsbegoocheling dat er nergens anders vandaan licht kan bestaan dan vanuit de zon of het elementaire vuur, noch ergens anders vandaan warmte dan daaruit; dat er het Licht is waarin het inzicht is en de warmte waarin de hemelse liefde is en dat in dat licht en in die warmte alle engelen zijn, vat het zinlijke niet.

10. Het is een zinsbegoocheling dat de mens gelooft dat hij vanuit zich leeft of dat het leven in hem is gelegd; niet anders immers verschijnt het immers voor het zinlijke; dat het alleen het Goddelijke is dat het leven vanuit zich heeft en dat er zo één enig leven is en dat de levens in de wereld slechts opnemende vormen zijn, vat het zinlijke in het geheel niet, zie de nrs. 1954, 2706, 2886-2889, 2893, 3001, 3318, 3337, 3338, 3484, 3742, 3743, 4151, 4249, 4318-4320, 4417, 4523, 4524, 4882.

11. De zinlijke mens gelooft vanuit begoocheling dat echtbreuken geoorloofd zin; vanuit het zinlijke immers besluit hij dat huwelijken er alleen zijn ter wille van de orde om de opvoeding van het kroost en dat het indien de orde niet wordt vernietigd het er niet op aankomt van wie het kroost is; en verder dat het echtelijke iets is zoals iets anders wulps, maar toegestaan; en dus dat het niet tegen de orde zou zijn om verscheidene echtgenoten te trouwen, indien de christelijke wereld dit niet krachtens de Heilige Schrift verbood. Indien men hun zegt dat er een overeenstemming is tussen het hemels huwelijk en de huwelijken op aarde en dat niemand het echtelijke in zich kan hebben tenzij hij in het geestelijk ware en goede is en verder dat het ware echtelijke geenszins kan bestaan tussen een echtgenoot en verscheidene echtgenoten en dat huwelijken vandaar in zich heilig zijn, verwerpt de zinlijke mens deze dingen als van geen waarde.

12. Het is een zinsbegoocheling dat het rijk van de Heer of de hemel zodanig is als een aards koninkrijk, in dit opzicht dat daar de vreugde en de gelukzaligheid daarin bestaat dat de een groter is dan de ander en vandaar in een heerlijkheid boven de ander; het zinlijke immers vat in het geheel niet wat het is dat de minste de grootste is of dat de laatste de eerste is; indien hun wordt gezegd dat de vreugde in de hemel of voor de engelen daarin bestaat anderen te dienen door goed te doen, zonder enige overdenking ten aanzien van de verdienste en beloning, komt hun dit als iets treurigs voor.

13. Het is een zinsbegoocheling dat de goede werken verdienstelijk zijn en dat aan een ander weldoen ter wille van zichzelf een goed werk is.

14. Het is ook een zinsbegoocheling dat de mens wordt gezaligd door het geloof-alleen en dat het geloof bestaanbaar is bij degene bij wie de naastenliefde niet is; en verder dat het geloof en niet het leven, na de dood blijft. Eender in zeer vele andere dingen; waarom, wanneer het zinlijke bij de mens heerst, dan ziet het uit het Goddelijk verlichte redelijke niets; het is in dichte donkerheid en dan gelooft men dat al datgene redelijk is waartoe men vanuit het zinlijke besluit.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl