Bibeln

 

Genesis 32:26

Studie

       

26 En Hij zeide: Laat Mij gaan, want de dageraad is opgegaan. Maar hij zeide: Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent.

Kommentar

 

Zegen

  
This fresco was created by Franz Xaver Kirchebner in the Parish church of St. Ulrich in Gröden, Italy, which was built in the late 18th century.

De Heer is volmaakte liefde uitgedrukt als volmaakte wijsheid. Hij heeft ons geschapen opdat Hij ons zou kunnen liefhebben, ons eigen liefde en wijsheid zou kunnen geven en zo met ons verenigd zou kunnen worden. Dit is de ultieme zegen, voor ons om Zijn liefde en Zijn wijsheid te ontvangen en met Hem verbonden te zijn, en alle andere vormen en betekenissen van "zegening" vloeien daaruit voort.

Deze stroom neemt echter veel verschillende vormen aan in de Bijbel, afhankelijk van wie de zegen geeft, wie deze ontvangt en wat de omstandigheden zijn. Wanneer mensen de zegen van de Heer ontvangen, illustreert het hoe zijn liefde en wijsheid in ons stromen in vormen die passen bij de geestelijke toestand die deze mensen vertegenwoordigen. Wanneer mensen de Heer zegenen, betekent dit een erkenning dat het leven en al zijn gaven van Hem afkomstig zijn, en toont het een verlangen om ze aan te nemen en samengevoegd te worden. Wanneer mensen elkaar zegenen, betekent dit het verlangen om goede verlangens en ware ideeën zoveel mogelijk te delen en samengevoegd te worden.

(Referenser: Apocalyps Uitgelegd 340; De Apocalyps Onthuld 289; Hemelse Verborgenheden 981, 1096, 1422, 3260, 3584, 6091, 6230, 6254, 6430)

Från Swedenborgs verk

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1422

Studera detta avsnitt

  
/ 10837  
  

1422. Dat de woorden ‘Ik zal zegenen, die u zegenen’ alle gelukzaligheid betekenen voor hen, die uit het hart de Heer erkennen, kan uit de betekenis van de zegen blijken, namelijk dat deze alle dingen in het algemeen en in het bijzonder, welke van de Heer komen, insluit, zowel die welke goedheden als die welke waarheden zijn, dus de hemelse, geestelijke, natuurlijke, wereldse en lichamelijke dingen, en omdat de zegen in universele zin al deze dingen omvat, kan in elk van de plaatsen uit het verband blijken, wat het zegenen betekent, want de betekenis richt zich naar de dingen, waarmee de zegen in verband wordt gebracht. Hieruit blijkt dat de woorden ‘Ik zal zegenen, die u zegenen’ alle gelukzaligheid betekenen voor hen, die uit het hart de Heer erkennen, want hier wordt in de innerlijke zin, als gezegd, over de Heer gehandeld; ‘Jehovah zegenen’ of ‘de Heer zegenen’ was bij de Ouden een plechtige spreekwijze, zoals in het Woord kan blijken, bijvoorbeeld bij David:

‘Zegent God in de vergaderingen, de Heer uit de springader van Israël’, (Psalm 68:27);

bij dezelfde:

‘Zingt Jehovah, zegent Zijn Naam; boodschapt Zijn heil van dag tot dag’, (Psalm 96:2).

Bij Daniël:

‘In een nachtgezicht werd de verborgenheid geopenbaard, daarom zegende Daniël de God van de hemelen, en hij zei: Gezegend zij de Naam van God van eeuwigheid tot in eeuwigheid, want Hem is de wijsheid en de macht’, (Daniël 2:19, 29). Over Zacharia en Simeon leest men ook, dat zij God gezegend hebben, (Lukas 1:64; 2:28). Hier blijkt duidelijk, wat de Heer zegenen betekent, namelijk Hem zingen, Zijn heil boodschappen, Zijn wijsheid en macht prediken, en zo dus de Heer uit het hart belijden en bekennen; zij, die dit doen, moeten onvermijdelijk door de Heer gezegend worden, dat wil zeggen, begiftigd worden met de dingen, welke tot de zegen behoren, namelijk met het hemelse, geestelijke, natuurlijke, wereldse en lichamelijk goede, en dit zijn de goedheden waarin de gelukzaligheid woont, wanneer zij in deze orde op elkaar volgen. Omdat ‘Jehovah zegenen of ‘de Heer zegenen’ en door Jehovah of de Heer gezegend worden een algemene uitdrukking was, was het ook een algemene spreekwijze om te zeggen ‘Gezegend zij Jehovah’, zoals bij David:

‘Gezegend zij Jehovah, want Hij heeft de stem van mijn smekingen gehoord’, (Psalm 28:6);

bij dezelfde:

‘Gezegend zij Jehovah, want Hij heeft Zijn hemel aan mij wonderlijk gemaakt’, (Psalm 32:2);

bij dezelfde:

‘Gezegend zij God, die mijn gebeden niet verworpen heeft, noch Zijn hemel van mij’, (Psalm 66:20).

Bij dezelfde:

‘Gezegend zij Jehovah God, de God van Israël, die alleen wonderen doet, en gezegend zij de naam van Zijn heerlijkheid in eeuwigheid, en de gehele aarde wordt met Zijn heerlijkheid vervuld’, (Psalm 72, 18, 19).

Bij dezelfde:

‘Jehovah, gij zijt gezegend, leer mij uw inzettingen’, (Psalm 119:12).

Bij dezelfde:

‘Gezegend zij Jehovah, mijn rotssteen, die mijn handen onderwijst’, (Psalm 144:1).

Bij Lukas:

‘Zacharias werd vervuld met de heilige geest, en profeteerde, zeggende: Gezegend zij de God van Israël, want Hij heeft bezocht, en verlossing teweeg gebracht bij Zijn volk’, (Lukas 1:67, 68).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl