Bibeln

 

Ezechiël 45:4

Studie

       

4 Dat zal een heilige plaats zijn van het land; zij zal zijn voor de priesteren, die het heiligdom bedienen, die naderen om den HEERE te dienen; en het zal hun een plaats zijn tot huizen, en een heilige plaats voor het heiligdom.

Från Swedenborgs verk

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #10264

Studera detta avsnitt

  
/ 10837  
  

10264. Een zalf der zalf; dat dit betekent in alle en de afzonderlijke dingen van Zijn Menselijke, staat vast uit de betekenis van de zalf, wanneer er wordt gehandeld over de olie der zalving, waarmee wordt aangeduid het uitbeeldende van het Goddelijk Goede van het Goddelijk Menselijke van de Heer, dus het Goddelijke in alle en de afzonderlijke dingen van Zijn Menselijke.

Dat dit met de zalf der zalf wordt aangeduid, is omdat alle aromatische specerijen die eerder zijn vermeld, zoals: mirre, aromatische kaneel, aromatische kalmoes en kassie, onder de zalf der zalf worden verstaan.

Ook wordt in de oorspronkelijke taal de aromatische specerij in het algemeen met dat woord aangeduid, maar de vertolkers noemden het zalf, vanwege de zalving.

Dat de specerij der specerij, dus het aromatische van het aromatische, betekent in alle en de afzonderlijke dingen van het Menselijke van de Heer, is omdat de waarheden van het gehele Menselijke met de doorvattingen en de aandoeningen ervan worden aangeduid, namelijk het laatste ware, dat van het zinlijke is, met de doorvatting ervan, met de mirre, nr. 10252; het innerlijk ware van de natuurlijke of uiterlijke mens, met de doorvatting en de aandoening ervan, met de aromatische kaneel, nr. 10254; het nog innerlijker ware, dat van de innerlijke mens is, met de doorvatting en de aandoening ervan, met de aromatische kalmoes, nr. 10256; en het binnenste ware met de doorvatting en de aandoening ervan, met de kassie, nr. 10258; dus hiermee het gehele menselijke, want alle en de afzonderlijke dingen bij de mens hebben betrekking op de ware dingen en op de doorvattingen en de aandoeningen ervan, zij maken immers diens leven.

Het kan ook bekend zijn, dat de mens zonder de doorvatting en de aandoening van het ware en het goede, geen mens is, want alle en de afzonderlijke dingen die hij denkt, hebben betrekking op de ware dingen en de doorvattingen en op de goede dingen en de aandoeningen ervan; het denken en de aandoeningen van de mens zijn niet iets anders.

De mens heeft immers het verstandelijke en hij heeft de wil: het verstandelijk bestaat uit de doorvatting van het ware en de dingen van de wil uit de aandoening van het goede.

Dat de gehele mens van hoofd tot hiel, innerlijk en uiterlijk, niets anders is dan zijn ware of zijn valse en zijn goede of zijn boze en dat het lichaam de uitwendige vorm ervan is, is een verborgenheid die nog niet in de wereld bekend is.

Hieruit nu kan vaststaan, dat met de specerij van de specerij, of met de zalf der zalf, waaronder worden verstaan alle waarheden van het laatste tot het binnenste, dus de ware dingen in de gehele samenvatting, alle en de afzonderlijke dingen bij de mens of waaruit de mens is, worden aangeduid; dus dat met die specerij, wanneer daarvan wordt gesproken met betrekking tot de Heer, alle en de afzonderlijke dingen van Zijn Menselijke worden aangeduid.

Er wordt gezegd: maken zult gij het een olie der zalving der heiligheid, een specerij der specerij, een werk van een specerijbereider, aangezien de olie der zalving het Goddelijk Goede zelf van de Goddelijke Liefde betekent, dat in de Heer was vanuit de ontvangenis, nrs. 9954, 10011, 10019.

De specerij der specerij betekent dit in alle en de afzonderlijke dingen van Zijn Menselijke en het werk van een specerij- of zalfbereider betekent vanuit de invloeiing en de werking van het Goddelijke Zelf; alleen de Heer immers is ten aanzien van Zijn Menselijke de Gezalfde van Jehovah geweest, zie nr. 9954.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Bibeln

 

Ezechiël 46:18

Studie

       

18 En de vorst zal niets nemen van de erfenis des volks, om hen van hun bezitting te beroven; van zijn bezitting zal hij zijn zonen erf nalaten; opdat niet Mijn volk, een iegelijk uit zijn erfenis, verstrooid worde.