Bibeln

 

Ezechiël 45:2

Studie

       

2 Hiervan zullen tot het heiligdom zijn vijfhonderd met vijfhonderd, vierkant rondom; en het zal vijftig ellen hebben tot een buitenruim rondom.

Bibeln

 

Ezechiël 43:20

Studie

       

20 En gij zult van deszelfs bloed nemen, en doen het aan zijn vier hoornen, en aan de vier hoeken der afzetsels, en aan den rand rondom; alzo zult gij het ontzondigen, en het verzoenen.

Från Swedenborgs verk

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #5536

Studera detta avsnitt

  
/ 10837  
  

5536. Gij hebt mij van kinderen beroofd; dat dit betekent dat er dan de Kerk niet meer is, staat vast uit de uitbeelding van Jakob, die dit van zichzelf zegt, namelijk het goede van het ware, nrs. 3659, 3669, 3677, 3775, 4234, 4273, 4538;

en omdat hij het goede van het ware is, is hij eveneens de Kerk, want het wezenlijke van de Kerk is het goede; en daarom is het hetzelfde of men zegt het goede van het ware, dan wel de Kerk, want de mens bij wie het goede van het ware is, bij die mens is de Kerk; dat Jakob de Kerk is, zie de nrs. 4286, 4520;

vandaar komt het ook dat zijn zonen de ware dingen van de Kerk uitbeelden, nrs. 5403, 5419, 5427, 5458, 5512;

en uit de betekenis van ‘van kinderen beroven’, namelijk de Kerk van de goede en ware dingen beroven, zoals hier van die, welke door Jozef, Benjamin en Simeon worden uitgebeeld, waarover hierna. Dat van kinderen beroven is de Kerk van haar ware dingen beroven, komt omdat de Kerk met een huwelijk wordt vergeleken; haar goede met de echtgenoot en haar ware met de echtgenote en de vanuit dat huwelijk geboren ware dingen met de zonen en de goede dingen met de dochters, enzovoort; wanneer dus beroofd of beroving van kinderen wordt gezegd, betekent dit dat de Kerk van haar ware dingen is beroofd en vandaar tot geen Kerk wordt; in deze zin wordt beroofd en beroving van kinderen ook hier en daar elders in het Woord gezegd, zoals bij Ezechiël:

‘Ik zal over u zenden de honger en het boze wilde dier en u kinderloos maken’, (Ezechiël 5:17).

Bij dezelfde:

‘Wanneer Ik het boze wilde dier door het land zal hebben doen doorgaan en het hetzelve van kinderen zal beroofd hebben, zodat het een verlating worde, aldus dat er niemand doorga vanwege het wilde dier’, (Ezechiël 14:15). In Leviticus:

‘Ik zal in u zenden het wilde dier des velds, hetwelk u van kinderen beroven en uw beest uitroeien en u verminderen zal, zodat uw wegen verwoest worden’, (Leviticus 26:22);

daar staat de honger voor het gebrek aan erkentenissen van het goede en het ware en vandaar voor de verlating; het boze wilde dier voor de valse dingen vanuit de boze dingen; het land voor de Kerk; de honger en het wilde dier zenden en het land van kinderen beroven, voor: door de valse dingen vanuit de boze dingen de Kerk vernietigen, dus haar geheel en al van ware dingen beroven.

Bij Jeremia:

‘Ik zal dezelve wannen met een wan in de poorten des lands, Ik zal van kinderen beroven, Ik zal Mijn volk verderven’, (Jeremia 15:7);

ook daar staat van kinderen beroven voor ‘van ware dingen beroven’.

Bij dezelfde:

‘Geef hun zonen aan de honger en doe ze wegvloeien door de hand des zwaards, opdat hun echtgenoten van kinderen beroofd en weduwen worden’, (Jeremia 18:21);

opdat hun echtgenoten van kinderen beroofd en weduwen worden, voor: dat zij zonder ware dingen en zonder het goede zijn.

Bij Hosea:

‘Aangaande Efraïm, hunlieder heerlijkheid zal wegvliegen zoals een vogel, van de baring en van de buik en van de ontvangenis af; omdat indien zij hun zonen hebben opgevoed, dan zal Ik hen kinderloos maken van de mens’, (Hosea 9:11, 12), eender.

Bij Ezechiël:

‘Ik zal op u doen wandelen de mens, Mijn volk; die zullen u in erfenis bezitten en gij zult hun ter erfenis zijn en gij zult ook niet voortgaan hen kinderloos te maken. Zo heeft de Heer Jehovih gezegd, aangezien zij u zeggen: Verterende de mens, gij, en uw volken van kinderen berovende zijt gij geweest’, (Ezechiël 36:12);

van kinderen beroven ook daar voor ‘van de ware dingen beroven.

Bij Jesaja:

‘Hoor nu dit, gij verfijnde, die zeker zit, zeggende in uw hart: Ik en niemand meer als ik; ik zal niet weduwe zitten, noch de beroofdheid van kinderen kennen; doch die twee dingen zullen u in één ogenblik, op één dag komen, de beroofdheid van kinderen en het weduwschap’, (Jesaja 47:8, 9);

over de dochter van Babel en Chaldea, dat wil zeggen, over hen die in een heilig uiterlijke en in een profaan innerlijke zijn en zich vanuit het heilig uiterlijke, de Kerk noemen; de beroofdheid van kinderen en het weduwschap, voor de beroving van het ware en van het goede.

Bij dezelfde:

‘Hef uw ogen op rondom, en zie, allen worden vergaderd, zij komen tot u; zij zullen nog in uw oren zeggen, de zonen uwer beroofdheden van kinderen: De plaats is nauw voor mij, wijk van mij, dat ik wonen moge; gij echter zult in uw hart zeggen: Wie heeft mij dezen verwekt, terwijl ik toch van kinderen beroofd en eenzaam was, verbannen en verwijderd; wie heeft mij dan dezen opgevoed, ik was alleen overig gelaten; waar waren dezen’, (Jesaja 49:18, 20, 21);

daar over Zion of de hemelse Kerk en over haar vruchtmaking na de verwoesting; de zonen der beroofdheden van kinderen voor de ware dingen waarvan zij in de verwoesting beroofd was, en die werden teruggegeven en tot in het onmetelijke vermeerderd.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl