Bibeln

 

Ezechiël 45:17

Studie

       

17 En het zal den vorst opleggen te offeren de brandofferen, en het spijsoffer, en het drankoffer, op de feesten, en op de nieuwe maanden, en op de sabbatten, op alle gezette hoogtijden van het huis Israels; hij zal het zondoffer, en het spijsoffer, en het brandoffer, en de dankofferen doen, om verzoening te doen voor het huis Israels.

Från Swedenborgs verk

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #5045

Studera detta avsnitt

  
/ 10837  
  

5045. In de hand van Jozef alle gebondenen die in het huis der gevangenis waren; dat dit betekent uit Hem over alle valse dingen, namelijk het in de staat van de verzoekingen leidende ware, staat vast uit de betekenis van in Jozefs hand geven, namelijk in zijn vermogen; de hand immers is het vermogen, nr. 5008, dus dat het uit Hem is; uit Hem immers geschiedt wat uit Zijn vermogen is; onder Jozef wordt in de innerlijke zin de Heer verstaan, zoals eerder meermalen is getoond; en uit de betekenis van de gebondenen in het huis der gevangenis, te weten de valse dingen, nrs. 5037, 5038; dus wordt met: De vorst van het huis der gevangenis gaf in de hand van Jozef alle gebondenen die in het huis der gevangenis waren, aangeduid, het uit Hem in de staat der verzoekingen over alle valse dingen leidende ware, dat wil zeggen, dat uit Hem het ware waardoor Hij de valse dingen in de staat der verzoekingen leidde. Hier en in wat volgt tot aan het einde van dit hoofdstuk wordt in de innerlijke zin over de Heer gehandeld, namelijk dat Hij uit eigen macht in de staat der verzoekingen de hellen heeft onderjukt, dat wil zeggen, overwonnen, welke hellen in de boze en de valse dingen waren, die aanhoudend boze en valse dingen aan het menselijk geslacht ingoten; dat de Heer ze uit eigen macht heeft overwonnen en onderjukt en dat Hij zo het Menselijke in Zich heeft verheerlijkt of Goddelijk gemaakt, zie de nrs. 1616, 1749, 1755, 1813, 1904, 1914, 1921, 1935, 2025, 2026, 2083, 2159, 2574, 2786, 2795, 3036, 3381, 3382, 4075, 4286, 5005;

dit staat vast uit verscheidene plaatsen in het Woord, zoals ook uit dit bij Johannes:

‘Ik leg Mijn ziel af, opdat Ik haar wederom neme; niemand neemt haar van Mij af, maar Ik leg haar van Mij Zelf af; Ik heb het vermogen, haar wederom te nemen’, (Johannes 10:17, 18);

dat het kruislijden het laatste van de verzoekingen was, waardoor Hij het Menselijke in Zich ten volle heeft verheerlijkt, dat wil zeggen, Goddelijk gemaakt, blijkt eveneens uit verscheidene plaatsen in het Woord, zoals ook bij, (Johannes 13:31, 32; 17:1, 5; Lukas 24:26).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Från Swedenborgs verk

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #6742

Studera detta avsnitt

  
/ 10837  
  

6742. En het meisje ging en zij riep de moeder van de geborene; dat dit het ware van het goede van de Kerk betekent, dat het de dingen die van de Kerk zijn toevoegde, staat vast uit de betekenis van het meisje, namelijk het ware van het goede van de Kerk, waarover hierna; uit de betekenis van roepen, te weten toevoegen; dat immers het meisje riep, was om toe te voegen; en uit de betekenis van de moeder, namelijk de Kerk, nrs. 289, 2691, 2717, 5581; dus eveneens de dingen die van de Kerk zijn.

In het Woord wordt vermeld: maagd en eveneens meisje, maar laatstgenoemde zelden met de benaming, waarmee zij hier wordt vermeld, in de oorspronkelijke taal; de maagd betekent het goede dat van de hemelse Kerk is, het meisje echter het ware van het goede, dat van de geestelijke Kerk is; zoals bij David: ‘Zij hebben Uw gangen gezien, o God, de gangen van mijn God, van mijn Koning, in het heiligdom; de zingenden gingen voor, de speellieden achter, in het midden van de trommelde meisjes’, (Psalm 68:25,26); de woorden die in dit vers staan, worden alle gezegd met betrekking tot de ware dingen van het goede, die van de geestelijke Kerk zijn; dat God wordt gezegd waar over het ware wordt gehandeld, zie de nrs. 2769, 2807, 2822, 4402; dat de koning het ware is, nrs. 1672, 2015, 2069, 3009, 4575, 4581, 4966, 5044, 5068, 6148; dat van de zingenden wordt gesproken met betrekking tot de waarheden die van de geestelijke Kerk zijn, nrs. 418-420; van de trommelden met betrekking tot het geestelijk goede, nr. 4138; vandaar kan men weten dat de meisjes de waarheden van het goede zijn, die van de geestelijke Kerk zijn.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl