1Hoort dit woord, gij koeien van Basan! gij, die op den berg van Samaria zijt, die de armen verdrukt, die de nooddruftigen verplettert; gij, die tot hunlieder heren zegt: Brengt aan, opdat wij drinken.
11
Daarom, omdat gij den arme vertreedt en een last koren van hem neemt, zo hebt gij wel huizengebouwd van gehouwen steen, maar gij zult daarin niet wonen; gij hebt gewenste wijngaardengeplant, maar gij zult derzelver wijn niet drinken.