1
Als gijlieden nu het land zult doen vallen in erfenis, zo zult gij een hefoffer den HEERE offeren, tot een heilige plaats, van het land; de lengte zal zijn de lengte van vijf en twintigduizend meetrieten, en de breedte tienduizend; dat zal in zijn gehele grenzen rondom heilig zijn.
20
En gij zult van deszelfs bloed nemen, en doen het aan zijn vierhoornen, en aan de vier hoeken der afzetsels, en aan den rand rondom; alzo zult gij het ontzondigen, en het verzoenen.