Од делата на Сведенборг

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4298

Проучи го овој пасус

  
/ 10837  
  

4298. En Jakob noemde de naam van de plaats Peniël; dat dit de staat van de verzoekingen betekent, staat vast uit de samenhang; oudtijds werden aan plaatsen waar iets bijzonders voorviel, namen gegeven en deze namen waren tekenend voor de zaak die daar voorviel en voor de staat ervan, nrs. 340, 2643, 3422; aan deze plaats werd een naam gegeven die de staat van de verzoekingen betekende, want de staat van de verzoekingen wordt hier beschreven door de worsteling en het kampen van Jakob; Peniël betekent in de oorspronkelijke taal ‘de aangezichten van God’ ; dat ‘de aangezichten van God’ zien, wil zeggen, de zwaarste verzoekingen doorstaan, zal in wat volgt worden ontvouwd.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Од делата на Сведенборг

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer #248

Проучи го овој пасус

  
/ 325  
  

Досега, овој превод содржи пасуси до #325 . Веројатно се уште е работа во тек. Ако ја погодите левата стрелка, ќе го најдете последниот број што е преведен.

  
/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Од делата на Сведенборг

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #6669

Проучи го овој пасус

  
/ 10837  
  

6669. In leem en in tichelstenen; dat dit betekent vanwege de boosheden die zij uitvonden en de valsheden die zij verzonnen, staat vast uit de betekenis van leem, namelijk het goede en in de tegengestelde zin het boze, waarover hierna; en uit de betekenis van tichelstenen, namelijk de valsheden die zij verzinnen, nr. 1296; ten aanzien van het kwaad en de valsheden die de helsen uitvinden en verzinnen, zie nr. 6666.

Dat het leem het boze is waaruit het valse is, blijkt uit deze plaatsen uit het Woord; bij Jesaja: ‘De goddelozen zijn zoals een voortgedrevene zee, wanneer zij niet kan rusten; haar wateren werpen uit slijk en leem’, (Jesaja 57;20); slijk voor het valse waaruit het boze is en leem voor het boze waaruit het valse is.

Bij Jeremia: ‘Uw voeten zijn in het leem ondergedompeld; zij zijn achterwaarts geweken’, (Jeremia 38:22); de voeten ondergedompeld in het leem, voor: dat het natuurlijke in het boze is.

Bij Nahum: ‘Schep u wateren ter belegering, bevestig uw vestingen, ga het slijk binnen en treed het leem, herstel de ticheloven; daar zal u het vuur verteren en het zwaard u uitroeien, (Nahum 3:14,15); het leem treden voor: vanuit het boze het valse denken.

Bij Habakuk: ‘Hij zal zeggen: Wee hem die vermenigvuldigt hetgeen het zijne niet is; hoe lang? En hem die leem op zich laadt; zullen zij niet plotseling opstaan die u bijten zullen’, (Habakuk 2:6,7).

Bij David: ‘Jehovah heeft mij doen opklimmen uit de kuil der verwoesting, uit het slijk van het leem en heeft mijn voeten op een rost gesteld’, (Psalm 40:3).

Bij dezelfde: ’Ik ben gezonken in diep leem, waar men niet kan staan; ik ben gekomen in de diepten der wateren en de vloed heeft mij overstroomd; ruk mij uit het leem, opdat ik niet verzinke en uit de diepten der wateren en de diepte verzwelge mij niet’, (Psalm 69:3,15,16); het leem voor het boze waaruit het valse is.

Bij Jesaja: De voorgangers zullen komen zoals leem en zoals pottenbakkers het slijk treedt’, (Jesaja 41:25).

Echter het leem staat voor het goede in de volgende plaatsen: ‘Nu Jehovah, Gij zijt onze Vader, wij zijn leem en Gij zijt onze pottenbakker en wij allen zijn Uwer handen werk’, (Jesaja 64:8); het leem voor de mens van de Kerk die gevormd wordt, dus voor het goede van het geloof, waardoor de mens gevormd, dat wil zeggen, hervormd wordt.

Eender bij Jeremia: ‘Jehovah zei tot Jeremia: ‘Sta op en daal af in het huis des pottenbakkers en daar zal Ik Mijn woorden doen horen; ik daalde dus af in het huis des pottenbakkers; toen, ziet, hij maakte een werk op de schijven; maar het vat dat hij makende was, werd verdorven, zoals leem in de hand des pottenbakkers; en hij keerde om en hij maakte daarvan een ander vat, gelijk als het recht was in de hand des pottenbakkers te maken.

Toen geschiedde het Woord van Jehovah tot mij, door te zeggen: Kan Ik niet zoals deze pottenbakker met u doen, o huis Israëls, gezegde van Jehovah; ziet, gelijk leem in de hand des pottenbakkers, alzo zijt gijlieden in Mijn hand, o huis Israëls’, (Jeremia 18:1-6); het huis Israëls voor de Kerk die moet worden gevormd; en omdat de formering plaatsvindt door het goede van de naastenliefde en het ware van het geloof en die worden aangeduid met het leem en het vat des pottenbakkers, werd het de profeet daarom bevolen om het huis van de pottenbakker binnen te gaan; wat niet was gebeurd, indien niet met het leem en met het vat des pottenbakkers die dingen waren aangeduid.

Elders wordt ook Jehovah of de Heer Pottenbakker genoemd en de mens die hervormd wordt, leem, namelijk in (Jesaja 29:15,16; 45:9; Job 33:6).

Dat ‘de Heer leem maakte uit speeksel en over de ogen van de blindgeborene streek en hem beval zich te wassen in het meer Siloam en dat vandaar de blinde ziende werd’, (Johannes 9:6,7,11), wat plaatsvond omdat werd uitgebeeld: de hervorming van de mens die in onwetendheid is geboren omtrent het ware en dat de hervorming plaatsvindt door het goede van het geloof, namelijk het leem.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl