ბიბლია

 

Joël 2:20

Სწავლა

       

20 En Ik zal dien van het noorden verre van ulieden doen vertrekken, en hem wegdrijven in een dor en woest land, zijn aangezicht naar de Oostzee, en zijn einde naar de achterste zee; en zijn stank zal opgaan, en zijn vuiligheid zal opgaan; want hij heeft grote dingen gedaan.

ბიბლია

 

I Koningen 8:36

Სწავლა

       

36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

სვედენბორგის ნაშრომებიდან

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 5094

შეისწავლეთ ეს პასაჟი.

  
/ 10837  
  

5094. De schenker en de bakker; dat dit betekent ten aanzien van de zinlijke dingen van het ene en het andere geslacht, staat vast uit de betekenis van de schenker, namelijk het aan het verstandsdeel ondergeschikte zinlijke, nr. 5077;

en uit de betekenis van de bakker, namelijk het aan het wilsdeel ondergeschikte zinlijke, nr. 5078;

dat deze verworpen zijn door het innerlijk natuurlijke, is eerder in de nrs. 5083, 5089 gezegd. Maar men moet weten dat niet de zinlijke dingen zelf zijn verworpen, namelijk de dingen die van het gezicht, het gehoor, de reuk, de smaak en de tast zijn, want vanuit deze leeft het lichaam, maar de zienswijzen of het denken daaruit en verder de aandoeningen en de begeerten vanuit die. In het uiterlijke of natuurlijke geheugen van de mens komen de objecten vanuit de wereld binnen door die zinlijke dingen van de ene zijde en in dat geheugen komen de objecten door de redelijke dingen binnen van de andere zijde; deze dingen scheiden zich van elkaar in dat geheugen: die door de redelijke dingen zijn binnengetreden, plaatsen zich innerlijk, terwijl die door de zinlijke dingen zijn binnengetreden, zich uiterlijk plaatsen; vandaar wordt het natuurlijke tweevoudig: namelijk innerlijk en uiterlijk, zoals ook eerder is gezegd. Het is het innerlijk natuurlijke dat door Farao, de koning van Egypte, wordt uitgebeeld, het uiterlijk natuurlijke echter wordt uitgebeeld door de schenker en de bakker. Hoedanig het verschil is, kan vaststaan vanuit de zienswijzen van de dingen of vanuit het denken en de gevolgtrekkingen daaruit. Wie denkt en besluit vanuit het innerlijk natuurlijke, is redelijk voor zoveel als hij uit het redelijke heeft geput; maar wie denkt en besluit uit het uiterlijk natuurlijke, is zinlijk voor zoveel als hij vanuit de zinlijke dingen heeft geput; zo’n mens wordt ook een zinlijk mens genoemd, de ander echter een redelijk natuurlijk mens. De mens heeft wanneer hij sterft, al het natuurlijke met zich en zodanig zoals het in de wereld bij hem is gevormd, blijft het ook; voor zoveel als hij vanuit het redelijke heeft ingezogen, is hij eveneens redelijk en voor zoveel als hij vanuit het zinlijke heeft ingezogen, is hij zinlijk. Het verschil is dat het natuurlijke voor zoveel als het vanuit het redelijke heeft geput en zich toegeëigend, de zinlijke dingen die van het uiterlijk natuurlijke zijn, beneden zich beziet en deze overheerst, terwijl het de begoochelingen die daaruit zijn, geringacht en verwerpt; maar voor zoveel als het natuurlijke vanuit de zinlijke dingen van het lichaam heeft geput en zich toegeëigend, beziet het de redelijke dingen zoals beneden zich, terwijl het die geringacht en verwerpt. Zo bijvoorbeeld: de redelijk natuurlijke mens kan begrijpen dat de mens niet vanuit zich leeft, maar door de invloeiing van het leven door de hemel uit de Heer; maar de zinlijke mens kan dit niet begrijpen; hij zegt immers dat hij klaarblijkend voelt en waarneemt dat het leven in hem is en dat het nietszeggend is om tegen het gevoel te spreken. Een ander voorbeeld: de redelijk natuurlijke mens begrijpt dat de hemel en de hel is, maar de zinlijke mens ontkent dit, omdat hij niet vat dat er een zuiverder wereld bestaat dan die welke hij met de ogen ziet. De redelijk natuurlijke mens begrijpt dat er geesten en engelen zijn, die onzichtbaar zijn; maar de zinlijke mens begrijpt dit niet, omdat hij van mening is dat datgene niets is wat hij niet kan zien en aanraken. Nog een voorbeeld: de redelijk natuurlijke mens begrijpt dat het een zaak van iemand met inzicht is om de einddoelen in ogenschouw te nemen en in de middelen te voorzien en te beschikken tot een zeker laatste einddoel; wanneer deze de natuur beschouwt vanuit de orde van de dingen, dan ziet hij dat de natuur een samenvlechting van middelen is en dan merkt hij op dat één inzichtsvol Hoogste Zijnde die heeft beschikt; maar tot welk laatste einddoel ziet hij niet, tenzij hij geestelijk wordt. Maar de zinlijke mens begrijpt niet dat er iets kan bestaan dat onderscheiden is van de natuur, dus ook niet dat er enig Zijnde kan bestaan dat boven de natuur is; wat verstaan, wat wijs is, wat de einddoelen in ogenschouw nemen en de middelen beschikken, vat hij niet, tenzij men zegt dat het natuurlijk is; en wanneer men zegt dat het natuurlijk is, dan heeft hij van die dingen een zodanige voorstelling als een werkmeester van een automaat. Uit dit weinige kan vaststaan wat er wordt verstaan onder het innerlijk natuurlijke en onder het uiterlijk natuurlijke; en daaronder dat de zinlijke dingen verworpen zijn, namelijk dat niet die dingen verworpen zijn die van het gezicht, gehoor, de reuk, de smaak en de tast zijn in het lichaam, maar de gevolgtrekkingen daaruit over de innerlijke dingen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl