Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 2566
2566. Dat de woorden ‘een kudde van kleinvee en een kudde van grootvee’ betekenen, dat zij werd verrijkt met redelijke goedheden en natuurlijke goedheden, blijkt uit de betekenis van de kudde kleinvee en van de kudde van grootvee. Kudde van kleinvee worden diegenen binnen de Kerk genoemd die waarlijk redelijk zijn, dat wil zeggen, innerlijke mensen; dit is de reden dat door kudde van kleinvee, abstract genomen, ook de redelijke of innerlijke goedheden zelf worden aangeduid; men zie over de betekenis van de kudde van kleinvee de nrs. 343, 415, 1565. Kudde van grootvee worden echter diegenen binnen de Kerk genoemd die natuurlijk zijn, dat wil zeggen, uiterlijke mensen; vandaar ook worden door kudde van grootvee, abstract genomen, eveneens de natuurlijk of uiterlijke goedheden aangeduid; over deze betekenis van de kudde van grootvee, zie men nr. 2180;
dat door beesten dergelijke dingen werden aangeduid is aangetoond in de nrs. 45, 46, 142, 143, 246, 714, 715, 776, 1823, 2179.
Dat Abimelech nam en gaf, betekent dat de leer van het geloof verrijkt werd, want door Abimelech wordt, zoals gezegd, de leer van het geloof aangeduid.
Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 1565
1565. Dat de kudde van kleinvee en de kudde van grootvee de bezittingen van de uiterlijke mens zijn, kan blijken uit de betekenis van de kudde van kleinvee en van de kudde van grootvee, namelijk dat zij de goedheden zijn, waarover in de nrs. 343 en 415 is gehandeld. Maar hier zijn het die dingen, welke moeten worden afgescheiden en daarom niet goed zijn, daar zij op Loth betrekking hebben, die van Abram werd gescheiden. Dat de kudde van kleinvee en de kudde van grootvee ook die dingen betekenen, die niet goed zijn, kan uit de volgende plaatsen in het Woord blijken.
Bij Zefanja:
‘Ik zal u verdoen, dat er geen inwoner zij, en de landstreek der zee zal zijn tot uitgegraven woningen, en tot betuiningen der kudde van kleinvee’, (Zefanja 2:5, 6, 7).
Bij Jeremia:
‘Verstrooien zal Ik in u de herder en de kudde van kleinvee, en verstrooien in u de akkerman en zijn gespan’, (Jeremia 51:23).
Bij dezelfde:
‘Trekt op naar Arabië, en verwoest de zonen van het oosten; hun tenten en hun kudden van kleinvee zullen zij nemen’, (Jeremia 49:28, 29).