ბიბლია

 

Ezechiël 11:18

Სწავლა

       

18 En zij zullen daarhenen komen, en al deszelfs verfoeiselen en al deszelfs gruwelen van daar wegdoen.

კომენტარი

 

Give

  
"Ahimelech Giving the Sword of Goliath to David" by Aert de Gelder

Like other common verbs, the meaning of "give" in the Bible is affected by context: who is giving what to whom? In general, though, giving relates to the fact that the Lord provides us all with true teachings for our minds and desires for good in our hearts, and for the fact that we need to accept those gifts while acknowledging that they come from the Lord, and not from ourselves. One of the most common and significant uses of "give" in the Bible is the repeated statement that the Lord had given the land of Canaan to the people of Israel. This springs from the fact that Canaan represents heaven, and illustrates that the Lord created us all for heaven and will give us heaven if we will accept the gift.

სვედენბორგის ნაშრომებიდან

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 5293

შეისწავლეთ ეს პასაჟი.

  
/ 10837  
  

5293. En dat zij vergaderen alle spijze; dat dit alle dingen betekent die van het nut zijn, staat vast uit de betekenis van vergaderen, namelijk samenbrengen en bewaren; en uit de betekenis van de spijs, namelijk de dingen die van het nut zijn; spijs betekent in de innerlijke zin eigenlijk de dingen die de ziel van de mens voeden, dat wil zeggen, die hem voeden na het leven van het lichaam, want dan leeft hij als ziel of geest en heeft hij niet langer stoffelijke spijs nodig, zoals in de wereld maar geestelijke spijs, welke spijs al datgene is wat van het nut is en al datgene wat tot het nut bevorderlijk is; wat tot het nut bevorderlijk is, is weten wat het goede en ware is; wat van het nut is, is die dingen willen en doen. Dit zijn de dingen waarmee de engelen worden gevoed en die daarom geestelijke en hemelse spijzen worden genoemd; het gemoed van de mens, waar zijn innerlijk verstand en zijn innerlijke wil is, of waar de bedoelingen of de doelen zijn, wordt ook niet met een andere spijs gevoed, ook wanneer hij in het lichaam leeft; de stoffelijke spijs dringt niet tot daartoe door, maar alleen tot de dingen die van het lichaam zijn, welke dingen die spijs onderhoudt met het doel dat dat gemoed zijn spijs kan genieten terwijl het lichaam de zijne geniet, dat wil zeggen, opdat dat gemoed gezond zal zijn in een gezond lichaam. Dat de spijs in de geestelijke zin alles is wat van het nut is, komt omdat al het weten van de mens en al zijn begrip en wijs zijn en dus ook al zijn willen, het nut tot doel moet hebben; vandaar is volgens het hoedanige van het nut het hoedanige van zijn leven. Dat de spijs in de innerlijke zin alles is wat van het nut is, blijkt uit de woorden van de Heer:

‘Ik heb een spijs om te eten, welke gij niet weet. De discipelen zeiden tegen elkaar: Heeft Hem iemand te eten gebracht. Jezus zegt tot hen: Mijn spijs is dat Ik doe de wil van Hem Die Mij gezonden heeft en Zijn werk volbrenge’, (Johannes 4:32, 34) en elders:

‘Werkt de spijs die niet vergaat, maar de spijs die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des Mensen ulieden zal geven; Dezen heeft de Vader verzegeld, God’, (Johannes 6:27).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl