Სწავლა
20 Mozes dan nam zijn vrouw, en zijn zonen, en voerde hen op een ezel, en keerde weder in Egypteland; en Mozes nam den staf Gods in zijn hand.
20 Doch de HEERE verstokte Farao's hart, dat hij de kinderen Israels niet liet trekken.
31 The Lord said, "Simon, Simon, behold, Satan asked to have you, that he might sift you as wheat,
32 but I prayed for you, that your faith wouldn't fail. You, when once you have turned again, establish your brothers."