ბიბლია

 

Deuteronomium 5:26

Სწავლა

       

26 Want wie is er van alle vlees, die de stem des levenden Gods, sprekende uit het midden des vuurs, gehoord heeft gelijk wij, en is levend gebleven?

სვედენბორგის ნაშრომებიდან

 

Coronis - Aanhangsel tot Ware Christelijke Religie # 34

შეისწავლეთ ეს პასაჟი.

  
/ 60  
  

34. V. DE VIJFDE STAAT DEZER KERK WAS DE SCHEIDING DER GOEDEN VAN DE BOZEN, HETGEEN HET LAATSTE GERICHT WAS OVER ALLEN DIE VAN DIE KERK WAREN GEWEEST.

Deze staat wordt beschreven met de vloed, waarin alle overgebleven bozen te gronde gingen; en met Noach en diens zonen, onder wie alle goeden worden verstaan, die behouden werden. Het einde van de Oudste Kerk, door Adam uitgebeeld, wordt beschreven in het zesde Hoofdstuk van Genesis met de volgende woorden:

"Toen Jehovah zag dat vermenigvuldigd werd de boosheid des mensen in de wereld, en bovendien al het gedichtsel der denkingen zijns harten ten allen dage alleenlijk boos was, berouwde het Jehovah dat Hij de mens op aarde gemaakt had. Daarom zeide Jehovah: Verdelgen zal Ik de mens dien Ik geschapen heb, van over de aangezichten der aarde. Alleen Noach vond genade in de ogen van Jehovah" (Vers 5-8).

Het laatste Gericht over hen wordt echter beschreven met de vloed. Dat het met de vloed wordt beschreven, vindt zijn oorzaak hierin, dat de wateren in het Woord de ware dingen betekenen, en in tegengestelde zin de valse dingen. De ware dingen worden aangeduid met de wateren van een fontein, de wateren van een rivier, de wateren van de regen, en met de wateren der wassingen oudtijds, en met de wateren des Doops heden ten dage: deze overeenstemming is daarvandaan, dat de ware dingen de ziel van de mens zuiveren van onreinheden, zoals de wateren zijn lichaam; daarom worden zij levende wateren genoemd. Doch in de tegengestelde zin worden met de wateren de valse dingen aangeduid; maar met onreine wateren, zodanig als die van moerassen, kwalijk riekende bakken, van urine en van vuilnis, in het algemeen met alle schadelijke en dood aanbrengende wateren; dus ook met de wateren tengevolge van welker overstroming de mens uitsterft, bijgevolg met de Noachietische Vloed. Dat de valse dingen in opeenhoping met overstromingen worden beschreven, kan uit de volgende plaatsen vaststaan:

"De Heer doende opkomen over hen de sterke en de vele wateren der rivier (Eufrath); dit zal gaan door Jehudah, het zal overstromen, doorgaan, tot aan de hals zal het reiken" (Jeasaja 8:7, 8); met de wateren der rivier Eufrath worden de redeneringen vanuit de valse dingen aangeduid, omdat met Assyrië, welks rivier het was, de redenering wordt aangeduid. "De geest van Jehovah, gelijk een overstromende rivier, zal tot aan de hals in tweeën delen, om de natiën te zeven met een zeef der ijdelheid" (Jesaja 30:28, 30); met de overstromende rivier wordt hier eender de redenering vanuit de valse dingen aangeduid. "Zie, wateren opkomende vanuit het noorden, die zijn gelijk een overstromende stroom, en overstromen zal het dit land en zijn volheid" (Jeremia 47:2); dit aangaande de Filistijnen, waaronder degenen worden verstaan die niet in de naastenliefde, en vandaar niet in de ware dingen zijn; hun valse dingen worden aangeduid met de wateren opkomende vanuit het noorden, en de verwoesting der Kerk dientengevolge met de overstromende stroom, welke het land en zijn volheid zal overstromen; het land is de Kerk, en de volheid zijn alle dingen ervan. "Zeg tot degenen die het loze pleisteren: Daar zal een overstromende regen zijn, en gij, hagelstenen, zult vallen" (Ezechiël 12:11, 13); de bepleistering van het loze is de bevestiging van het valse, en de hagelstenen zijn de valse dingen:

"In een overlopende overstroming zal Hij haar plaats een voleinding maken, en donkerheid zal Zijn on-vrienden vervolgen" (Nahum 1:8); met de overstroming die voleinden zal, wordt de vervalsing van het ware aangeduid, en met de donkerheid de ware dingen zelf in de nacht. "Gijlieden hebt gezegd: Wij hebben uitgehouwen een verbond met de dood, en met de hel hebben wij een visioen gemaakt; wanneer de GESEL DER OVERSTROMING zal zijn doorgegaan, zal hij tot ons niet komen; wij hebben de leugen tot vertrouwen gesteld, en in valsheid zullen wij ons verbergen" (Jesaja 28:15); de overstroming staat hier klaarblijkend voor de ondergang door de valse dingen, want gezegd wordt dat zij in de leugen het vertrouwen hebben gesteld, en zich in valsheid zullen verbergen. "Na twee-en-zestig weken zal de Messias uitgehouwen worden, maar niet voor Hemzelf; daarna zal het volk van den Vorst, Die komen zal, de stad en het heiligdom verderven, zodat het einde daarvan zal zijn met een overstroming, tot aan de verlatingen toe" (Daniël 9:26) dit aangaande de toekomstige Christelijke Kerk, waarin de eredienst des Heren verloren zal gaan, hetgeen daaronder wordt verstaan, dat de Messias uitgehouwen zal worden, maar niet voor Hemzelf; dat zij door vervalsingen ten gronde zal gaan, wordt daaronder verstaan, dat haar einde zal zijn met de overstroming tot aan verlatingen toe; de verlating is die vervalsing. Vandaar is het, dat de Heer nadat Hij gesproken had over de Gruwel der Verlating, voorzegd door Daniël den profeet, en over de Voleinding der Eeuw daardoor, zeide, dat "Zijn komst zal zijn als in de dagen toen de vloed kwam en allen wegnam" (Mattheüs 24:15, 39).

Dat onder het verdrinken van Farao en van de Egyptenaren in de zee Suph (Exodus XIV) in de geestelijke zin de ondergang door de valse dingen wordt verstaan, werd in DE HEMELSE VERBORGENHEDEN in de Ontvouwing over dat Hoofdstuk aangetoond.

  
/ 60  
  

Nederlandse vertaling door Anton Zelling. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2001, op www.swedenborg.nl