スウェーデンボルグの著作から

 

Ware Christelijke Religie#285

この節の研究

  
/ 853に移動  
  

285. Aangezien er door deze Wet verbinding is van de Heer met de mens, en van de mens met de Heer, wordt zij Verbond en Getuigenis genoemd: verbond, omdat zij verbindt, en getuigenis omdat zij de verdragen van het verbond bevestigt. Want het verbond betekent in het Woord de verbinding en de getuigenis de bevestiging en vastlegging van de verdragen daarvan. Daarom waren er twee tafelen, een voor God en de ander voor de mens. De verbinding geschiedt uit de Heer, maar alleen dan, wanneer de mens de dingen doet, die op zijn tafel geschreven zijn. Want de Heer is voortdurend aanwezig en wil binnenkomen, maar de mens moet, vanuit het vrije dat hij vanuit de Heer heeft, zich openen, want de Heer zegt:

‘Zie, Ik sta aan de deur en klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij’, (Apocalyps 3:20).

Dat de stenen tafelen, waarin de Wet geschreven was, de ‘tafelen van het verbond’ werden genoemd, en de ark hierdoor de ‘ark van het verbond’ werd genoemd, en de wet zelf het verbond, zie men in Numeri,

‘Toen braken zij op van de berg des Heren en trokken drie dagreizen ver, terwijl de ark van het verbond van de Heer vóór hen uit optrok’, (Numeri 10:33);

en bij Deuteronomium, ‘En Hij maakte u het verbond bekend, dat Hij u gebood te houden, de Tien Woorden, en Hij schreef ze op twee stenen tafelen’, ‘Neemt u ervoor in acht, dat gij het verbond van de Heer uw God, dat Hij met u gesloten heeft, niet vergeet en u een beeld maakt in de gedaante van iets, dat de Here uw God u verboden heeft’, ‘De Here, onze God, heeft met ons een verbond gesloten op Horeb. Niet met onze vaderen heeft de Here dit verbond gesloten, maar met ons, zoals wij hier heden allen in leven zijn’, ‘Toen ik de berg was opgegaan om de stenen tafelen te ontvangen, de tafelen van het verbond, dat de Here met u gesloten had, vertoefde ik veertig dagen en veertig nachten op de berg; brood at ik niet en water dronk ik niet’, (Deuteronomium 4:13, 23; 5:2-3; 9:9). Verder ook bij Jozua,

‘Ziet, de ark van het verbond van de Here van de ganse aarde trekt vóór u over, de Jordaan in’, (Jozua 3:11);

en ook bij Koningen: ‘.. en er plaats bereid voor de ark, waarin het verbond van de Heer rust, dat Hij met onze vaderen gesloten heeft, toen Hij hen uit het land Egypte had geleid’, (1 Koningen 8:19, 21); en in Openbaring: ‘En de tempel Gods die in de hemel is, ging open en de ark van Zijn verbond werd zichtbaar in zijn tempel, en er kwamen bliksemstralen en stemmen en donderslagen en aardbeving en zware hagel’, (Apocalyps 11:19 en elders). Daar het verbond de verbinding betekent, wordt over de Heer gezegd: ‘dat Hij het volk een verbond zal zijn’, (Jesaja 42:6; 49:8-9) en wordt Hij ‘Engel van het verbond’ genoemd, (Maleachi 3:1) en Zijn bloed het ‘bloed des verbonds’, (Mattheüs 26:28; Zacharia 9:11; Exodus 24:4-10). En daarom wordt het Woord genoemd, ‘het oude verbond en het nieuwe verbond’; want verbonden worden gesloten met als doel de liefde, de vriendschap, de vereniging en de verbinding.

  
/ 853に移動  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.

聖書

 

Jozua 3

勉強

   

1 Jozua dan maakte zich des morgens vroeg op, en zij reisden van Sittim, en kwamen tot aan de Jordaan, hij en al de kinderen Israels; en zij vernachtten aldaar, eer zij overtrokken.

2 En het geschiedde, dat de ambtlieden, op het einde van drie dagen, door het midden des legers gingen;

3 En zij geboden het volk, zeggende: Wanneer gij de ark des verbonds des HEEREN, uws Gods, ziet, en de Levietische priesters dezelve dragende, verreist gijlieden ook van uw plaats, en volgt haar na;

4 Dat er nochtans ruimte zij tussen ulieden en tussen dezelve, bij de twee duizend ellen in de maat; en nadert tot dezelve niet; opdat gij dien weg wetet, dien gij gaan zult; want gijlieden zijt door dien weg niet gegaan gisteren en eergisteren.

5 Jozua zeide ook tot het volk: Heiligt u! want morgen zal de HEERE wonderheden in het midden van ulieden doen.

6 Desgelijks sprak Jozua tot de priesters, zeggende: Neemt de ark des verbonds op, en gaat door voor het aangezicht van dit volk. Zij dan namen de ark des verbonds op, en zij gingen voor het aangezicht des volks.

7 Want de HEERE had tot Jozua gezegd: Dezen dag zal Ik beginnen u groot te maken voor de ogen van gans Israel, opdat zij weten, dat Ik met u zijn zal, gelijk als Ik met Mozes geweest ben.

8 Gij dan zult den priesteren, die de ark des verbonds dragen, gebieden, zeggende: Wanneer gijlieden komt tot aan het uiterste van het water van de Jordaan, staat stil in de Jordaan.

9 Toen zeide Jozua tot de kinderen Israels: Nadert herwaarts, en hoort de woorden des HEEREN, uws Gods.

10 Verder zeide Jozua: Hieraan zult gijlieden bekennen, dat de levende God in het midden van u is, en dat Hij ganselijk voor uw aangezicht uitdrijven zal de Kanaanieten, en de Hethieten, en de Hevieten, en de Ferezieten, en de Girgazieten, en de Amorieten en de Jebusieten.

11 Ziet, de ark des verbonds van den Heere der ganse aarde gaat door voor ulieder aangezicht in de Jordaan.

12 Nu dan, neemt gijlieden u twaalf mannen uit de stammen Israels, uit iederen stam een man;

13 Want het zal geschieden, met dat de voetzolen der priesteren, die de ark van den HEERE, den HEERE der ganse aarde, dragen, in het water van de Jordaan zullen rusten, zo zullen de wateren van de Jordaan afgesneden worden, te weten de wateren, die van boven afvlieten, en zij zullen op een hoop blijven staan.

14 En het geschiedde, toen het volk vertrok uit zijn tenten, om over de Jordaan te gaan, zo droegen de priesters de ark des verbonds voor het aangezicht des volks.

15 En als zij, die de ark droegen, tot aan de Jordaan gekomen waren, en de voeten der priesteren, dragende de ark, ingedoopt waren in het uiterste van het water (de Jordaan nu was vol al de dagen des oogstes aan al haar oevers);

16 Zo stonden de wateren, die van boven afkwamen; zij rezen op een hoop, zeer verre van de stad Adam af, die ter zijde van Sarthan ligt en die naar de zee des vlakken velds, te weten de Zoutzee, afliepen, vergingen, zij werden afgesneden. Toen trok het volk over, tegenover Jericho.

17 Maar de priesters, die de ark des verbonds des HEEREN droegen, stonden steevast op het droge, in het midden van de Jordaan; en gans Israel ging over op het droge, totdat al het volk geeindigd had door de Jordaan te trekken.