スウェーデンボルグの著作から

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer#249

この節の研究

  
/ 325に移動  
  

249. Hoofdstuk 20. Over de Gewijde Schrift of het Woord.

De mens kan zonder onthulling vanuit het goddelijke, niets weten over het eeuwige leven, zelfs niet iets aangaande God, en nog minder aangaande de liefde en het geloof in Hem. Want de mens wordt geboren in louter onwetendheid, en daarna zal hij vanuit de wereldlijke dingen alles leren en zijn verstand vormen. Ook wordt hij vanwege overerving geboren in elk boze, hetgeen is vanuit de eigenliefde en de wereldliefde, en de verkwikkelijke dingen daaruit regeren voortdurend en suggereren dingen die lijnrecht indruisen tegen het goddelijke. Vandaar nu is het dat de mens niets over het eeuwige leven weet, en derhalve moet er noodzakelijk een onthulling zijn, waaruit hij het mag weten.

  
/ 325に移動  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

スウェーデンボルグの著作から

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#3314

この節の研究

  
/ 10837に移動  
  

3314. Dat de woorden ‘en Rebekka had Jakob lief’ betekenen, dat het Goddelijk Ware van het Goddelijk Redelijke de leer van het ware liefhad, blijkt uit de uitbeelding van Rebekka, namelijk het Goddelijk Ware van het Goddelijk Redelijke, waarover de nrs. 3012, 3013, 3077 en in het gehele voorafgaande hoofdstuk, waar over Rebekka wordt gehandeld; en uit de uitbeelding van Jakob, te weten de leer van het natuurlijk ware en in de hoogste zin het Goddelijk Natuurlijke van de Heer ten aanzien van het ware, nr. 3305.

Dat het Goddelijk Goede van het Redelijke het goede liefhad, dat tot het natuurlijke behoort, en dat het Goddelijk Ware van het Goddelijk Redelijke het ware liefhad, dat tot het natuurlijke behoort, daarmee is het als volgt gesteld: het is het goede en het ware dat het redelijke uitmaakt en het is ook het goede en het ware dat het natuurlijke uitmaakt. Het goede van het redelijke vloeit zonder het ware, dus rechtsreeks, in het goede van het natuurlijke en ook door middel van het ware, dus niet rechtstreeks. Maar het goede van het redelijke vloeit door middel van het ware van het redelijke in het ware van het natuurlijke, dus rechtstreeks en ook door middel van het natuurlijke in het ware daar, dus ook rechtstreeks. Dit is de reden dat er een nauwere verbinding is van het goede van het redelijke met het goede van het natuurlijke, dan met het ware daarvan; die verbinding daarmee wordt aangeduid, dat Izaäk Ezau liefhad; en dat er een nauwere verbinding is van het ware met het redelijke met het ware van het natuurlijke, dan met goede daarvan; die verbinding daarmee wordt aangeduid met dat Rebekka Jakob liefhad. Deze dingen zijn wel van dien aard dat zij bezwaarlijk in het begrip vallen, voornamelijk om deze reden, dat de meest algemene dingen van dit onderwerp niet bekend zijn in de wereld en zelfs niet in de geleerde wereld, zoals bijvoorbeeld dat het redelijke is onderscheiden van het natuurlijke en dat het het goede en het ware is, die het redelijke en die het natuurlijke uitmaken; en nog minder is het bekend, dat het redelijke in het natuurlijke invloeit, opdat de mens kan denken en willen zoals hij denkt. Wanneer deze dingen, die de meest algemene zijn, onbekend zijn, kan men bezwaarlijk de invloeiing begrijpen waarover hier wordt gehandeld; en toch zijn het deze dingen waarin de engelen het licht hebben en ontelbare dingen gewaarworden en wel met de verrukking, waarin zij zijn, wanneer het hun tevens gegeven wordt over het Goddelijke van de Heer ten aanzien van het Menselijke te overdenken. De mens die in het goede is en in wie het engelwezen is tijdens zijn leven in het lichaam, wordt eveneens met enig licht door de Heer begiftigd ten aanzien van deze en dergelijke dingen; maar degene die niet in het goede is, voelt afkeer, wanneer hij over dergelijke dingen nadenkt en een des te groter afkeer, naarmate hij er meer over denkt in aanpassing aan het Goddelijke dat tot het Menselijke van de Heer behoort. Het is daarom beter, dat diegenen die van dien aard zijn, hun gemoed van deze dingen verwijderen; want zij vatten er hoegenaamd niets van en verwerpen het zelfs en zeggen in hun hart, ‘wat heb ik daaraan; het brengt me noch eer noch gewin’.

  
/ 10837に移動  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl