1. Dat het Woord van het Oude Testament verborgenheden van de hemel bevat, en dat zowel het geheel als elke bijzonderheid daarvan op de Heer betrekking heeft, op Zijn hemel, op de Kerk, op het geloof en de dingen van het geloof, kan geen sterveling uit de letter opmaken. Uit de letter of uit de letterlijke zin ziet niemand iets anders, dan dat het in het algemeen gaat over de uiterlijke dingen van de Joodse Kerk, terwijl er overal een innerlijke zin is, dat nergens in het uiterlijke aan het licht komt, behalve dan het zeer weinige dat de Heer onthuld heeft en aan de apostelen heeft ontvouwd; zo bijvoorbeeld, dat de offeranden de Heer betekenen, het land Kanaän en Jeruzalem en ook het Paradijs, de hemel betekenen, waarom dan ook van het hemelse Kanaän en Jeruzalem gesproken wordt.
Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#1885
1885. Maar deze beide soorten van gezichten zijn buitengewoon en zij zijn mij alleen getoond met het doel, dat ik weten zou van welke aard zij zijn. Tot het op gewone wijzen geziene echter behoort alles wat men door de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, in dit eerste deel vindt meegedeeld, en aan het begin van elk hoofdstuk werd geplaatst en ook erachteraan toegevoegd. Maar dit zijn geen gezichten, maar geziene dingen bij volledig wakker zijn van het lichaam en wel nu reeds sinds verscheidene jaren. Einde van hoofdstuk 15 -----
Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#493
493. Er behoeft wel niet langer bij te worden stilgestaan, dat dagen en jaren, tijden en staten betekenen; hier dient alleen nog gezegd te worden, dat de wereld niet zonder maten en tijden kan zijn, waarop de getallen worden toegepast, daar zij in de laatste graden van de natuur is. Maar zo vaak zij worden toegepast, betekenen de getallen van dagen en jaren, verder ook van maten, iets dat los is van tijden en maten, al naar de betekenis van het getal; zo bijvoorbeeld, dat de zes dagen de arbeid zijn, en de zevende heilig is, waarover hiervoor; dat een jubelfeest ieder negenenveertigste jaar zou worden uitgeroepen, en ieder vijftigste jaar gevierd; dat er twaalf stammen van Israël zouden zijn, en evenveel apostelen van de Heer; zeventig ouderlingen, zoals ook evenveel discipelen van de Heer; en zo nog veel meer. Hier zijn het getallen die iets bijzonders betekenen, los van datgene waarop zij zijn toegepast, en wanneer zij er los van staan, zijn het staten, door die getallen aangegeven.