聖書

 

Exodus 17

勉強

   

1 Daarna toog de ganse vergadering van de kinderen Israels, naar hun dagreizen, uit de woestijn Sin, op het bevel des HEEREN, en zij legerden zich te Rafidim. Daar nu was geen water voor het volk om te drinken.

2 Toen twistte het volk met Mozes, en zeide: Geeft gijlieden ons water, dat wij drinken! Mozes dan zeide tot hen: Wat twist gij met mij? Waarom verzoekt gij den HEERE?

3 Toen nu het volk aldaar dorstte naar water, zo murmureerde het volk tegen Mozes, en het zeide: Waartoe hebt gij ons nu uit Egypte doen optrekken, opdat gij mij, en mijn kinderen, en mijn vee, van dorst deed sterven?

4 Zo riep Mozes tot den HEERE, zeggende: Wat zal ik dit volk doen? Er feilt niet veel aan, of zij zullen mij stenigen.

5 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Ga heen voor het aangezicht des volks, en neem met u uit de oudsten van Israel; en neem uw staf in uw hand, waarmede gij de rivier sloegt, en ga heen.

6 Zie, Ik zal aldaar voor uw aangezicht op den rotssteen in Horeb staan; en gij zult op den rotssteen slaan, zo zal er water uitgaan, dat het volk drinke. Mozes nu deed alzo voor de ogen der oudsten van Israel.

7 En hij noemde den naam dier plaats Massa en Meriba, om de twist der kinderen Israels, en omdat zij den HEERE verzocht hadden, zeggende: Is de HEERE in het midden van ons, of niet?

8 Toen kwam Amalek en streed tegen Israel in Rafidim.

9 Mozes dan zeide tot Jozua: Kies ons mannen, en trek uit, strijd tegen Amalek; morgen zal ik op de hoogte des heuvels staan, en de staf Gods zal in mijn hand zijn.

10 Jozua nu deed, als Mozes hem gezegd had, strijdende tegen Amalek; doch Mozes, Aaron en Hur klommen op de hoogte des heuvels.

11 En het geschiedde, terwijl Mozes zijn hand ophief, zo was Israel de sterkste; maar terwijl hij zijn hand nederliet, zo was Amalek de sterkste.

12 Doch de handen van Mozes werden zwaar; daarom namen zij een steen, en legden dien onder hem, dat hij daarop zat; en Aaron en Hur onderstutten zijn handen, de een op deze, en ander op de andere zijde; alzo waren zijn handen gewis, totdat de zon onderging.

13 Alzo dat Jozua Amalek en zijn volk krenkte, door de scherpte des zwaards.

14 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek, en leg het in de oren van Jozua, dat Ik de gedachtenis van Amalek geheel uitdelgen zal van onder den hemel.

15 En Mozes bouwde een altaar; en hij noemde deszelfs naam: De HEERE is mijn Banier!

16 En hij zeide: Dewijl de hand op den troon des HEEREN is, zo zal de oorlog des HEEREN tegen Amalek zijn, van geslacht tot geslacht!

   

スウェーデンボルグの著作から

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#8352

この節の研究

  
/ 10837に移動  
  

8352. Al zeggende: Wat zullen wij drinken; dat dit betekent dat zij de waarheden niet verdragen, omdat die onverkwikkelijk zijn vanwege het gebrek aan aandoening daarvoor, staat vast uit de betekenis van drinken, namelijk onderricht worden in waarheden en die opnemen en verder ook daardoor worden aangedaan en vandaar zich die toe-eigenen, nrs. 3069, 3168, 3772, 4017, 4018; hier die niet verdragen met als oorzaak dat zij onverkwikkelijk waren vanwege geen aandoening van het goede en die dingen worden daarmee aangeduid dat de wateren bitter waren, volgens wat eerder in nr. 8349 is ontvouwd.

Deze verzoeking bestaat hierin dat zij daarover klagen en verdriet hadden dat de waarheden die tevoren verkwikkelijk waren geweest voor hen en die zo het geestelijk leven of het leven van de hemel van hen hadden gemaakt, hun nu onverkwikkelijk toeschijnen en wel dermate dat zij die nauwelijks kunnen verdragen.

De louter natuurlijke mens zou geloven dat iets dergelijks niets van smart zou kunnen veroorzaken; hij denkt immers: wat kunnen mij waarheden schelen of die verkwikkelijk dan wel onverkwikkelijk zijn; indien zij onverkwikkelijk zijn, laat ze verworpen worden.

Maar de geestelijke mens is van een heel ander gevoelen; het verkwikkelijke van zijn leven is onderricht te worden in waarheden en verlicht te worden in zulke dingen die van zijn ziel zijn, dus die van het geestelijk leven zijn, en wanneer die ontbreken, verkeert dat leven in nood en lijdt; vandaar smart en benauwdheid.

De oorzaak ervan is dat de aandoening van het goede bij voortduur door de innerlijke mens uit de Heer invloeit en in de uiterlijke mens overeenkomende zaken opwekt die eerder het verkwikkelijke van de aandoening van het ware hebben veroorzaakt en wanneer deze worden aangevallen door de boosheden van de eigenliefde en de liefde tot de wereld, die hij tevoren ook als verkwikkelijk had gevoeld, ontstaat daaruit een botsing van verkwikkingen en aandoeningen, waaruit benauwdheid en hieruit neerslachtigheid en klagen voorkomt.

In het kort zal gezegd worden hoe het is gesteld met de verzoeking die ontstaat door gebrek aan het ware: de voeding van het geestelijk leven is het goede en het ware, zoals de voeding van het natuurlijke leven spijs en drank is; indien het goede ontbreekt, dan is het alsof de spijs ontbreekt en indien het ware ontbreekt, dan is het alsof drank ontbreekt; met neerslachtigheid als gevolg daarvan is het gesteld zoals met de neerslachtigheid ten gevolge van honger en dorst.

Deze vergelijking is vanwege de overeenstemming: voedsel immers stemt overeen met het goede en drank met het ware en omdat het een overeenstemming is, voeden spijs en drank het lichaam ook beter en geschikter wanneer de mens bij het avond- of middagmaal in het verkwikkelijk is van met anderen te spreken over zulke dingen die hij liefheeft, dan wanneer hij alleen zonder vrienden aan tafel zit; wanneer de mens in laatstgenoemde staat is, zijn bij hem de vaten die de spijs opnemen, samengetrokken, maar wanneer hij in eerstgenoemde staat is, zijn die vaten geopend; dit bewerkt de overeenstemming van de geestelijke en de natuurlijke voeding.

Er wordt gezegd het verkwikkelijke om met anderen te spreken over zulke dingen die hij liefheeft, omdat die zaken betrekking hebben op het goede en het ware; er is immers niets in de wereld dat niet op beide betrekking heeft; op het goede bij de mens heeft datgene betrekking wat hij liefheeft en op het ware datgene wat onderricht ten aanzien van het goede en zo verbindt het zich met hem.

  
/ 10837に移動  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

スウェーデンボルグの著作から

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#7010

この節の研究

  
/ 10837に移動  
  

7010. En gij zult hem zijn tot God; dat dit het Goddelijk Ware betekent dat rechtstreeks van de Heer voortgaat, staat vast uit de uitbeelding van Mozes, namelijk de Heer ten aanzien van het Goddelijk Ware, nr. 6752; dat dit het Goddelijk Ware is dat rechtstreeks van de Heer voortgaat, wordt daarmee aangeduid dat hij Aharon tot God zou zijn; onder God immers wordt in het Woord de Heer verstaan ten aanzien van het Goddelijk Ware en onder Jehovah de Heer ten aanzien van het Goddelijk Goede; dat in het Woord de Heer God wordt genoemd waar gehandeld wordt over het ware, maar Jehovah waar gehandeld wordt over het goede, zie de nrs. 2586, 2769, 2807, 2822, 3921, 4402; dat de engelen goden worden genoemd vanwege de ware dingen waarin zij zijn uit de Heer, nr. 4402; en dat in de tegengestelde zin de goden van de natiën de valsheden zijn, nrs. 4402, 4544.

  
/ 10837に移動  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl