Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#3834

作者: エマニュエル・スウェデンボルグ

この節の研究

  
/ 10837に移動  
  

3834. En hij nam Lea, zijn dochter en leidde haar tot hem; en hij kwam tot haar; dat dit betekent dat er nog alleen verbinding was met de aandoening van het uiterlijk ware, staat vast uit de uitbeelding van Lea, namelijk de aandoening van het uiterlijk ware, nrs. 3793, 3819;

dat ‘haar tot hem leiden’ de verbinding is, hoedanig de echtelijke verbinding is, is duidelijk. Het is hiermee als volgt gesteld: wie in de aandoening van het innerlijk ware is, dat wil zeggen wie in het verlangen is om de innerlijke verborgenheden van het rijk van de Heer te weten, met diegene zijn in de aanvang die dingen niet verbonden, hoewel hij ze weet en hoewel hij ze soms erkent en als het ware gelooft, want er zijn nog wereldse en lichamelijke aandoeningen aanwezig, en deze maken dat hij ze weliswaar aanneemt en als het ware gelooft, maar voor zoveel als die wereldse aandoeningen aanwezig zijn, voor zoveel kunnen die ware dingen niet verbonden worden; het is alleen de aandoening van het ware vanuit het goede en de aandoening van het goede, die die dingen aan zich toevoegt; voor zoveel als de mens in deze aandoeningen is, worden de innerlijke ware dingen met hem verbonden, want de ware dingen zijn de opnemende vaten van het goede; want de Heer voorziet daarin dat de hemelse en de geestelijke ware dingen, hoedanig alle innerlijke ware dingen zijn, met geen andere dan met echte aandoeningen worden verbonden. Vandaar is het dat de algemene aandoening van het ware vanuit het goede, voorafgaat en dat de ware dingen die daaraan worden ingeboezemd, niet dan algemene ware dingen zijn; de staten van het ware gedragen zich geheel volgens de staten van het goede of de staten van het geloof volgens de staat van de naastenliefde; zo kunnen bijvoorbeeld ook de bozen weten dat de Heer de gehele hemel regeert en verder dat de hemel de wederzijdse liefde en de liefde tot de Heer is en ook dat zij vandaar verbinding met de Heer hebben en vandaar wijsheid en vandaar eveneens gelukzaligheid; ja zij kunnen in de overreding zijn dat het zo is; maar toch is niet het ware van het geloof en nog minder het goede van de liefde met hen verbonden; vanuit het leven wordt het gekend of zij verbonden zijn, zoals de boom aan de vrucht wordt gekend; het is hiermee gesteld zoals met druiven waarin geen pitten zijn en die, wanneer men ze in nog zo vruchtbare aarde doet, tot meststof vergaan; en het is daarmee gesteld als met een dwaallicht in de nacht, dat bij het opkomen van de zon terstond wordt verdreven; maar hierover vanuit de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, meer in hetgeen volgt.

  
/ 10837に移動  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl