Ware Christelijke Religie #458

Durch Emanuel Swedenborg

studieren Sie diesen Abschnitt

  
/ 853  
  

458. Hieruit blijkt duidelijk de oorsprong en de hoedanigheid van de verbinding van de liefde tot God en van de liefde jegens de naaste, namelijk, dat het de invloeiing van de liefde van God jegens de mensen is, en dat de opneming daarvan door de mens en de medewerking bij hem, de liefde jegens de naaste is. Kortom, het is de verbinding overeenkomstig dit woord van de Heer:

‘In die dag zult gij erkennen, dat Ik in Mijn Vader ben, en gij in Mij, en Ik in u’, (Johannes 14:20);

en overeenkomstig dit woord:

‘Die Mijn geboden heeft en deze doet, die is het, die Mij liefheeft, en Ik zal Mijzelf aan hem openbaren; en Ik zal woning bij hem maken’, (Johannes 14:21, 22, 23).

De geboden van de Heer hebben alle betrekking op de liefde jegens de naaste, welke in het kort hierin bestaan: hem geen kwaad te doen, maar hem het goede te doen. Dat zulke mensen God liefhebben en dat God hen liefheeft, is overeenkomstig deze woorden van de Heer. Aangezien deze beide liefden zo verbonden zijn, zegt Johannes:

‘Die de geboden van Jezus Christus bewaart, blijft in Hem en Hij in hem. Indien iemand zegt: Ik heb God volkomen lief; maar hij haat zijn broeder, die is een leugenaar; want die zijn broeder niet liefheeft, die hij gezien heeft, hoe kan hij God liefhebben, die hij niet gezien heeft. Dit gebod hebben wij van Hem, dat die God liefheeft, ook zijn broeder zal liefhebben’, (1 Johannes 3:24; 4:20-21).

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.