Ze Swedenborgových děl

 

Ware Christelijke Religie # 458

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 853  
  

458. Hieruit blijkt duidelijk de oorsprong en de hoedanigheid van de verbinding van de liefde tot God en van de liefde jegens de naaste, namelijk, dat het de invloeiing van de liefde van God jegens de mensen is, en dat de opneming daarvan door de mens en de medewerking bij hem, de liefde jegens de naaste is. Kortom, het is de verbinding overeenkomstig dit woord van de Heer:

‘In die dag zult gij erkennen, dat Ik in Mijn Vader ben, en gij in Mij, en Ik in u’, (Johannes 14:20);

en overeenkomstig dit woord:

‘Die Mijn geboden heeft en deze doet, die is het, die Mij liefheeft, en Ik zal Mijzelf aan hem openbaren; en Ik zal woning bij hem maken’, (Johannes 14:21, 22, 23).

De geboden van de Heer hebben alle betrekking op de liefde jegens de naaste, welke in het kort hierin bestaan: hem geen kwaad te doen, maar hem het goede te doen. Dat zulke mensen God liefhebben en dat God hen liefheeft, is overeenkomstig deze woorden van de Heer. Aangezien deze beide liefden zo verbonden zijn, zegt Johannes:

‘Die de geboden van Jezus Christus bewaart, blijft in Hem en Hij in hem. Indien iemand zegt: Ik heb God volkomen lief; maar hij haat zijn broeder, die is een leugenaar; want die zijn broeder niet liefheeft, die hij gezien heeft, hoe kan hij God liefhebben, die hij niet gezien heeft. Dit gebod hebben wij van Hem, dat die God liefheeft, ook zijn broeder zal liefhebben’, (1 Johannes 3:24; 4:20-21).

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.

Bible

 

Johannes 10:1

Studie

       

1 Voorwaar, Voorwaar zeg Ik ulieden: Die niet ingaat door de deur in den stal der schapen, maar van elders inklimt, die is een dief en moordenaar.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3310

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

3310. Dat ‘een man des velds’ het goede van het leven vanuit de leerstellige dingen betekent, blijkt uit de betekenis van het veld. In het Woord wordt op vele plaatsen melding gemaakt van land en aardbodem en veld; en door het land wordt, wanneer het in de goede zin wordt genomen, het rijk van de Heer in de hemelen en op aarde aangeduid, dus de Kerk, die het rijk van de Heer op aarde is; evenzo door de aardbodem, maar in beperkte zin, nrs. 566, 662, 1066, 1067, 1068, 1262, 1413, 1733, 1850, 2117, 2118 aan het einde, 2928; hetzelfde wordt ook aangeduid door het veld, maar in nog beperkter zin, nrs. 368, 2971;

en aangezien de Kerk niet de Kerk is vanuit leerstellige dingen dan voor zoveel deze dingen het goede van het leven als einddoel beschouwen, of wat hetzelfde is, tenzij de leerstellige dingen verbonden zijn met het goede van het leven, wordt door het veld hoofdzakelijk het goede van het leven aangeduid; opdat dit tot de Kerk zal behoren, moeten er leerstellige dingen vanuit het Woord zijn, die in dit goede geplant werden. Zonder de leerstellige dingen is er weliswaar het goede van het leven, maar het is dan nog niet het goede van de Kerk, dus nog niet echt geestelijk, dan alleen in het vermogen om het te kunnen worden, zoals het goede van het leven bij de heidenen is, die het Woord niet hebben en dus van de Heer niets weten. Dat het veld het goede van het leven is, waarin de dingen geplant moeten worden die van het geloof zijn, dat wil zeggen de geestelijke waarheden die van de Kerk zijn, kan duidelijk blijken uit de gelijkenis van de Heer bij Mattheüs:

‘Een zaaier ging uit om te zaaien, en als deze zaaide, vielen sommige op de harde weg en de vogelen kwamen en aten dezelve op; andere vielen op steenachtige plaatsen, waar zij niet veel aarde hadden, en zij gingen terstond op, omdat zij geen diepte van aarde hadden; maar als de zon opgegaan was, zijn zij verbrand geworden en omdat zij geen wortel hadden, zij zijn verdord; andere vielen in de doornen en de doornen wiesen op en verstikten dezelve; maar andere vielen in de goede aarde en gaven vrucht, het een in hondervoud, het ander zestigvoud, het ander dertigvoud; wie oren heeft om te horen, die hore’, (Mattheüs 13:4-9; Markus 4:3-9; Lukas 8:5-8). Hier wordt gehandeld over vier soorten aarde of aardbodem in het veld, dat wil zeggen in de Kerk. Dat het zaad hier het Woord van de Heer is, dus het ware, dat van het geloof genoemd wordt en dat de goede aarde het goede is, dat van de naastenliefde is, blijkt duidelijk, want het is het goede in de mens, dat het Woord ontvangt. De harde weg is het valse; het steenachtige is het ware, dat geen wortel in het goede heeft; de doornen zijn de boosheden. Met het goede van het leven vanuit leerstellige dingen, dat wordt aangeduid door de man des velds, is het als volgt gesteld: degenen die wederverwekt worden, doen het goede eerst vanuit de leerstellige dingen, want uit zichzelf weten zij het goede niet; het zijn de leerstellige dingen over de liefde en de naastenliefde waaruit zij leren en waaruit zij weten wie de Heer is, wie de naaste, wat de liefde en wat de naastenliefde en dus wat het goede is. Wanneer zij in deze staat zijn, zijn zij in de aandoening van het ware en worden zij ‘mannen des velds’ genoemd; maar daarna, wanneer zij wederverwekt zijn, doen zij het goede niet vanuit leerstellige dingen, maar vanuit liefde en naastenliefde, want zij zijn dan in het goede zelf, dat zij door middel van de leerstellige dingen hebben geleerd en dan worden zij ‘mensen des velds’ genoemd. Het is hiermee zo gesteld als met iemand, die van nature neigt tot echtbreuk, diefstal en moord, maar uit de voorschriften van de Tien Geboden leert, dat dergelijke dingen tot de hel behoren en er zich dan van onthoudt. In deze staat wordt hij aangedaan door de voorschriften, omdat hij de hel vreest en hij leert hieruit en eveneens uit vele dingen in het Woord, hoe hij zijn leven moet inrichten; wanneer hij dan het goede doet, doet hij dit krachtens de voorschriften. Maar wanneer hij in het goede is, begint hij afkerig te worden van echtbreuken, diefstallen en moorden, waartoe hij tevoren overhelde; en wanneer hij in deze staat is, doet hij niet langer het goede vanwege de voorschriften, maar vanuit het goede dat dan bij hem is. In de vorige staat leert hij uit het ware het goede; in de latere staat onderwijst hij uit het goede het ware. Zo is het ook gesteld met geestelijke waarheden, die leerstellige dingen worden genoemd en nog innerlijker voorschriften zijn; want de leerstellige dingen zijn de innerlijke waarheden die tot de natuurlijke mens behoren. De eerste waarheden zijn zinnelijke, de volgende zijn wetenschappelijke, de innerlijke zijn leerstellige waarheden. Deze leerstellige waarheden worden gegrondvest op de wetenschappelijke waarheden, aangezien de mens niet dan alleen door wetenschappelijke dingen enige voorstelling, begrip of opvatting daarvan kan hebben en vasthouden. De wetenschappelijke waarheden echter worden gegrondvest op de zinnelijke waarheden, want zonder zinnelijke dingen kunnen de wetenschappelijke dingen niet door de mens begrepen worden. Het zijn deze waarheden, namelijk de wetenschappelijke en de zinnelijke, die worden aangeduid door ‘een man, kundig in de jacht’, maar het zijn de leerstellige waarheden die worden aangeduid door de ‘man des velds’; zo volgen deze waarheden elkaar op bij de mens. Daarom kan de mens voordat hij op volwassen leeftijd gekomen is en door zinnelijke en wetenschappelijke waarheden in leerstellige dingen is, niet wederverwekt worden, want hij kan niet bevestigd worden in de waarheden van de leerstellige dingen, dan alleen door voorstellingen vanuit wetenschappelijke en zinnelijke dingen; want er bestaat hoegenaamd niets bij de mens in zijn gedachte, ook wat betreft de allerdiepste verborgenheid van het geloof betreft, wat niet een natuurlijke en zinnelijke voorstelling met zich meedraagt, hoewel de mens grotendeels onkundig is van de hoedanigheid daarvan; maar in het andere leven vertoont zich dit, op zijn verlangen, aan zijn verstand en zelfs, wanneer hij het begeert, aan zijn gezicht; want in het andere leven kunnen dergelijke dingen voor het gezicht vertoond worden, wat ongelooflijk schijnt, maar toch is het zo.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl