327. In de geestelijke zin worden door deze geboden alle begeerten verboden die tegen de geest zijn, dus die tegen de geestelijke dingen van de Kerk zijn, die voornamelijk betrekking hebben op het geloof en de naastenliefde. Want wanneer de begeerten niet bedwongen werden, zou het vlees zich uit losbandigheid in alle zonde storten. Want het is uit Paulus bekend dat,
‘het vlees begeert tegen de geest en de geest tegen het vlees’, (Galaten 5:17);
en uit Jakobus:
‘Eenieder wordt verzocht door zijn eigen begeerte, wanneer hij verleid wordt, daarna baart de begeerte, nadat zij ontvangen heeft, de zonde, en de zonde baart, wanneer zij voleindigd is, de dood’, (Jakoben 1:14-15);
verder uit Petrus:
‘De Heer bewaart de onrechtvaardigen tot de dag des oordeels, om gestraft te worden, allermeest degenen, die het vlees nawandelen in de begeerte’, (2 Petrus 2:9-10).
Kortom, deze twee geboden betreffen, in de geestelijke zin verstaan, alles wat eerder in de geestelijke zin werd aangevoerd, namelijk: dat men het niet begeren moet. Evenzo betreffen zij alles, wat in de hemelse zin werd aangevoerd. Dit echter weer te herhalen is overbodig.