3201. Vers 64, 65. En Rebekka hief haar ogen op en zij zag Izaäk en zij viel van de kameel af. En zij zei tot de knecht: Wie is die man, die daar in het veld ons tegemoet wandelt; en de knecht zei: Dat is mijn heer; en zij nam de sluier en bedekte zich. Rebekka hief haar ogen op en zij zag Izaäk, betekent de wederkerige aandacht van de aandoening van het ware; en zij viel van de kameel af, betekent haar scheiding van de wetenschappelijke dingen in de natuurlijke mens, tot de innerlijke gewaarwording van het redelijk goede; en zij zei tot de knecht, betekent het onderzoek door het Goddelijk Natuurlijke; wie is die man die daar in het veld ons tegemoet wandelt, betekent, ten aanzien van het redelijke, dat alleen in het goede was; en de knecht zei: Dat is mijn heer, betekent de erkenning; en zij nam de sluier en bedekte zich, betekent de schijnbaarheden van het ware.
Arcana Coelestia # 3143
3143. 'And there is a place for the camels' means a state for all the things which were to serve Him. This is clear from the meaning of 'a place' as a state, dealt with in 1273-1277, 1376-1381, 2625, and from the meaning of 'the camels' as general facts, dealt with in 3048, 3071, which play a subservient role, see 1486, 3019, 3020. For everything that belongs to the natural man has no other use apart from that of serving the spiritual man. This also is why male servants, female servants, camels, and asses in the internal sense mean in particular things that belong to the natural man.