1. Dat het Woord van het Oude Testament verborgenheden van de hemel bevat, en dat zowel het geheel als elke bijzonderheid daarvan op de Heer betrekking heeft, op Zijn hemel, op de Kerk, op het geloof en de dingen van het geloof, kan geen sterveling uit de letter opmaken. Uit de letter of uit de letterlijke zin ziet niemand iets anders, dan dat het in het algemeen gaat over de uiterlijke dingen van de Joodse Kerk, terwijl er overal een innerlijke zin is, dat nergens in het uiterlijke aan het licht komt, behalve dan het zeer weinige dat de Heer onthuld heeft en aan de apostelen heeft ontvouwd; zo bijvoorbeeld, dat de offeranden de Heer betekenen, het land Kanaän en Jeruzalem en ook het Paradijs, de hemel betekenen, waarom dan ook van het hemelse Kanaän en Jeruzalem gesproken wordt.
Mattheüs 6:33
33
Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.
Arcana Coelestia # 707
707. From here down to verse 5 the details are almost identical with those stated in the previous chapter, with only minor changes; and the same applies to what comes after that. Anyone who is not aware of the internal sense of the Word is bound to conclude that it is mere repetition of the same thing. Similar instances occur in other parts of the Word, especially the Prophets, where the same matter is expressed in other and different words. And sometimes the matter is taken up again and described once more. The reason for this, as stated already, is that the two faculties with man of will and understanding are totally different from each other, and that the Word deals with both separately. This is the reason why repetitions exist. That the same applies here will be clear from what follows.