1. Dat het Woord van het Oude Testament verborgenheden van de hemel bevat, en dat zowel het geheel als elke bijzonderheid daarvan op de Heer betrekking heeft, op Zijn hemel, op de Kerk, op het geloof en de dingen van het geloof, kan geen sterveling uit de letter opmaken. Uit de letter of uit de letterlijke zin ziet niemand iets anders, dan dat het in het algemeen gaat over de uiterlijke dingen van de Joodse Kerk, terwijl er overal een innerlijke zin is, dat nergens in het uiterlijke aan het licht komt, behalve dan het zeer weinige dat de Heer onthuld heeft en aan de apostelen heeft ontvouwd; zo bijvoorbeeld, dat de offeranden de Heer betekenen, het land Kanaän en Jeruzalem en ook het Paradijs, de hemel betekenen, waarom dan ook van het hemelse Kanaän en Jeruzalem gesproken wordt.

6998. 'And He said, Is there not Aaron your brother, the Levite?' means teachings that present what is good and true. This is clear from the representation of 'Aaron' as the Lord's Divine Goodness or His Priesthood; but here, before his introduction into the priesthood, he represents teachings that present what is good and true. This is also the reason why it says that he will be for Moses 'as a mouth', and Moses will be for him 'as a god'; for 'Moses' represents the Lord's Divine Truth as it goes forth directly from the Lord, and therefore 'Aaron' represents Divine Truth that goes forth from the Lord in an indirect way. And this truth consists in teachings that present what is good and true. The kind of truth that 'Moses' represents here is truth that a person is unable to hear or discern, 6982; but the kind of truth that 'Aaron' represents is truth he can hear and discern. This is why Aaron is called 'a mouth' and Moses is called 'his god'. It also explains why Aaron is referred to as 'the Levite', for Levite' means the Church's teachings presenting what is good and true, teachings which are of use and service to the priesthood.