Bible

 

Zefanja 2

Studie

   

1 Doorzoek u zelf nauw, ja, doorzoek nauw, gij volk, dat met geen lust bevangen wordt!

2 Eer het besluit bare (gelijk kaf gaat de dag voorbij), terwijl de hittigheid van des HEEREN toorn over ulieden nog niet komt; terwijl de dag van den toorn des HEEREN over ulieden nog niet komt.

3 Zoekt den HEERE, alle gij zachtmoedigen des lands, die Zijn recht werken! Zoekt gerechtigheid, zoekt zachtmoedigheid, misschien zult gij verborgen worden in den dag van den toorn des HEEREN.

4 Want Gaza zal verlaten wezen, en Askelon zal ter verwoesting wezen; Asdod zal men in den middag verdrijven, en Ekron zal uitgeworteld worden.

5 Wee den inwonenden van de landstreek der zee, den volken der Cheretim! Het woord des HEEREN zal tegen ulieden zijn, gij Kanaan, der Filistijnen land! en Ik zal u verdoen, dat er geen inwoner zal zijn.

6 En de landstreek der zee zal wezen tot hutten, uitgegraven putten der herders, en betuiningen der kudden.

7 En de landstreek zal wezen voor het overblijfsel van het huis van Juda, dat zij daarin weiden; des avonds zullen zij in de huizen van Askelon legeren, als de HEERE, hunlieder God, hen zal bezocht, en hun gevangenis zal gewend hebben.

8 Ik heb de beschimping van Moab gehoord, en de scheldwoorden der kinderen Ammons, waarmede zij Mijn volk beschimpt hebben, en hebben zich groot gemaakt tegen deszelfs landpale.

9 Daarom, zo waarachtig als Ik leef, spreekt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Moab zal zekerlijk zijn als Sodom, en de kinderen Ammons als Gomorra, een netelheide, en een zoutgroeve, en een verwoesting tot in eeuwigheid! De overigen Mijns volks zullen ze beroven, en het overige Mijns volks zal ze erfelijk bezitten.

10 Dat zullen zij hebben in plaats van hun hoogmoed; want zij hebben beschimpt, en hebben zich groot gemaakt tegen het volk van den HEERE der heirscharen.

11 Vreselijk zal de HEERE tegen hen wezen, want Hij zal al de goden der aarde doen uitteren; en een iegelijk uit zijn plaats zal Hem aanbidden, al de eilanden der heidenen.

12 Ook gij, Moren! zult de verslagenen van Mijn zwaard zijn.

13 Hij zal ook Zijn hand uitstrekken tegen het Noorden, en Hij zal Assur verdoen; en Hij zal Nineve stellen tot een verwoesting, droog als een woestijn.

14 En in het midden van haar zullen den kudden legeren, al het gedierte der volken; ook de roerdomp, ook de nachtuil zullen op haar granaatappelen vernachten; een stem zal in het venster zingen, verwoesting zal in den dorpel zijn, als Hij haar cederwerk zal ontbloot hebben.

15 Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 1159

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

1159. Dat de woorden:

‘elk naar zijn spraak, naar hun families, onder hun natiën’ betekenen: deze dingen in overeenstemming met de genius van eenieder, en dat naar zijn spraak betekent naar de opvatting van eenieder, naar hun families betekent naar de rechtschapenheid, onder hun natiën wil zeggen ten aanzien van beide in het algemeen, dit kan blijken uit de betekenis van de spraak en van de families en natiën in het Woord, waarover door de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, in wat volgt gehandeld zal worden. Dat de spraak in de innerlijke zin de opvatting betekent, aldus de beginselen en de overredingen, komt omdat de overeenstemming van de spraak met het verstandelijke deel van de mens, of met zijn gedachten, van dien aard is; van welke aard de werking met haar oorzaak is, van dien aard is ook de invloeiing van de gedachte van de mens in de bewegingen van de sprekende tong niet alleen, maar van dien aard is tevens de invloeiing van de hemel; hierover zal, door de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, elders een en ander uit eigen ondervinding worden meegedeeld. Dat de families in innerlijke zin de rechtschapenheid betekenen, verder de naastenliefde en de liefde, vindt hierin zijn reden, dat alle dingen, die tot de wederkerige liefde behoren, zich in de hemelen verhouden als bloedverwantschappen en aanverwantschappen, dus als families; hierover zie men in nummer 685. Daarom worden in het Woord de dingen, die tot de liefde of tot de naastenliefde behoren, uitgedrukt zowel door huizen als door families; onnodig bij de bevestiging hiervan langer stil te staan; dat het huis dergelijke dingen betekent, zie men in nummer 710.

Dat de natiën beide in het algemeen beduiden, blijkt uit de betekenis van natie of van de natiën in het Woord. De natiën betekenen in de goede zin de nieuwe dingen van de wil en van het verstand, dus de goedheden van de liefde en de waarheden van het geloof; in de tegenovergestelde zin betekenen zij echter boosheden en valsheden, op dezelfde wijze ook huizen, families en spraken, wat door vele plaatsen in het Woord bevestigd kan worden. Dit vindt hierin zijn oorzaak, dat de Oudste Kerk onderscheiden was in huizen, families en natiën. De echtgenoten met de kinderen en met de knechten en de dienstmaagden vormden een huis; verschillende huizen die niet ver van elkaar gelegen waren, vormden een familie, en verschillende families vormden een natie; vandaar betekenden de natiën een samenvatting van alle families tegelijk. Op dezelfde wijze is het in de hemel gesteld, maar daar richt alles zich naar de liefde tot en naar het geloof in de Heer, zie nummer 685. Hieruit volgt nu de betekenis van de natiën in de innerlijke zin, namelijk dat zij het algemene zijn, dat zowel de dingen van de wil als de dingen van het verstand omvat, of, wat hetzelfde is, zowel de dingen die van de liefde zijn, als de dingen die van het geloof zijn, met betrekking tot de families en de huizen, waaruit de natiën bestaan; hierover zie men eveneens wat eerder in de nrs. 470, 471 en 483 is gezegd. Hieruit blijkt, dat de natiën beide in het algemeen betekenen, en dat:

‘elk naar zijn spraak, naar hun families, en onder hun natiën’, de genius van elk mens, van elke familie, van elke natie betekent, die een van de Oude Kerk afstammende godsdienst had.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl