Bible

 

Numeri 6:3

Studie

       

3 Van wijn en sterken drank zal hij zich afzonderen; wijnedik, en edik van sterken drank zal hij niet drinken, noch enige vochtigheid van druiven zal hij drinken, noch verse of gedroogde druiven eten.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 870

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

870. Dat door de duif de waarheden en goedheden worden aangeduid bij de mens die wedergeboren moet worden, blijkt uit de betekenis van de duif in het Woord, vooral uit de duif, welke op Jezus kwam, toen Hij gedoopt werd, waarover bij Mattheüs:

‘Jezus, gedoopt zijnde, is terstond opgeklommen uit het water; en ziet, de hemelen werden geopend, en Hij zag de Geest Gods nederdalen, gelijk een duif, en op Hem komen’, (Mattheüs 3:16, 17); en bij (Johannes 1:32; Lukas 3:21, 22; Markus 1:10, 11);

waar de duif niets anders betekent dan het heilige van het geloof, de doop zelf de wedergeboorte. Vandaar betekent de duif bij de nieuwe Kerk, welke verrijzen zou, het ware en goede van het geloof dat zij van de Heer ontvangen door de wedergeboorte. Iets dergelijks was ook uitgebeeld door en bedoeld met de jonge duiven of tortelduiven, welke ten offer en ten brandoffer werden geofferd in de Joodse Kerk, waarover in (Leviticus 1:14 tot einde; 5:7-10; 12:6; 14:21, 22; 15:15, 29, 30; Numeri 6:10, 11;Lukas 2:22, 23, 24);

hetgeen uit elk van deze plaatsen blijken kan. Dat zij een dergelijke betekenis hebben, kan eenieder reeds daaruit alleen opmaken, dat zij wel noodzakelijk iets moesten uitbeelden, want als er niets mee was uitgebeeld, zou het iets zinloos geweest zijn en geenszins iets Goddelijks. Het uiterlijke van de Kerk is iets onbezields, maar het leeft door het innerlijke, en het innerlijke door de Heer. Dat de duif in het algemeen de dingen van het verstand ten aanzien van het geloof betekent, blijkt ook bij de profeten, zoals bij Hosea:

‘Efraïm zal zijn als een botte duif, zonder hart, Egypte hebben zij aangeroepen, tot Assyrië zijn zij heengegaan’, (Hosea 7:11);

bij dezelfde:

‘Efraïm, zij zullen bevreesd zijn als een vogeltje uit Egypte, en als een duif uit het land van Assyrië’, (Hosea 11:11);

waar Efraïm staat voor de mens met inzicht, Egypte voor de mens van wetenschap, Assyrië voor de mens met rede, de duif voor datgene, wat behoort tot de dingen van het verstand ten aanzien van het geloof, waar eveneens gehandeld wordt over de wedergeboorte van de geestelijke Kerk.

Bij David:

‘Jehovah, geef aan een wild gedierte de ziel van de tortelduif niet over’, (Psalm 74:19);

het wild gedierte voor hen, die geen naastenliefde hebben, de ziel van de duif voor het leven van het geloof. Men zie hetgeen eerder in nummer 40 en 776 over de vogels is gezegd en aangetoond, namelijk dat zij de dingen van het verstand betekenen en wel de zachtaardige, schone, reine en nuttige, de verstandelijke waarheden en goedheden; daarentegen de kwaadaardige, lelijke, onreine en schadelijke het tegenovergestelde, namelijk valsheden, zoals de raaf, welke hier tegenover de duif wordt gesteld.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl