Bible

 

Numeri 28:27

Studie

       

27 Dan zult gij den HEERE een brandoffer ten liefelijken reuk offeren: twee jonge varren, een ram, zeven eenjarige lammeren;

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 2276

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

2276. Dat de woorden ‘misschien zullen dertig gevonden worden’ iets van strijd betekenen, blijkt uit de betekenis van het getal dertig. Dat dertig iets van strijd betekent, dus weinig strijd, komt omdat dit getal is samengesteld uit de vermenigvuldiging van vijf, waarmee iets weinigs wordt aangeduid, met zes, waarmee arbeid of strijd wordt aangeduid, zoals in het eerste deel, nrs. 649, 737, 720, 900, 1709 werd aangetoond; vandaar betekent dit getal ook, overal waar het in het Woord gelezen wordt, iets dat betrekkelijk weinig is, zoals bij Zacharia:

‘Ik zei tot hen: Indien het goed is in uw ogen, geeft loon, en zo niet, laat het na; en zij hebben mijn loon gewogen, dertig zilverlingen; en Jehovah zei tot mij: Werp ze heen voor de pottenbakker, de heerlijkheid van de prijs, die Ik waard geacht ben geweest; en ik nam de dertig zilverlingen, en wierp ze in het huis van Jehovah, voor de pottenbakker’, (Zacharia 11:12, 13);

dit wil zeggen dat zij de verdienste van de Heer en de verlossing en zaligmaking door Hem zo gering achtten. De pottenbakker staat voor de hervorming en de wederverwekking; vandaar over dezelfde dertig zilverlingen bij Mattheüs:

‘Zij hebben de dertig zilverlingen genomen, de waarde van de gewaardeerden van de zonen Israëls, die zij gewaardeerd hebben, en hebben gegeven voor de akker van de pottenbakker, zoals mij de Heer bevolen heeft’, (Mattheüs 27:9, 10);

waaruit duidelijk blijkt, dat dertig hier staat voor een gering geachte prijs; de waardebepaling van een dienstknecht die van geringe betekenis werd beschouwd, was dertig sikkels, zoals blijkt bij Mozes:

‘Indien de os een knecht of een dienstmaagd stoot, hij zal zijn heer dertig sikkels van zilver geven en de os zal gestenigd worden’, (Exodus 21:32);

hoe gering de betekenis van een dienstknecht werd beschouwd, blijkt in vers 20, 21 daar. De dienstknecht staat in de innerlijke zin voor de arbeid. Dat de Levieten werden genomen om het ambt te vervullen, dat beschreven wordt door het komen tot het uitoefenen van de krijgsdienst en om het werk in de tent te doen, van een zoon van dertig jaren tot een van vijftig, (Numeri 4:3, 23, 30, 35, 39, 43);

kwam, omdat door dertig diegenen werden aangeduid die werden ingewijd, en die dus vooralsnog slechts weinig krijgsdiensten, zoals die in de innerlijke zin worden verstaan, konden verrichten; behalve elders, waar in het Woord dertig wordt genoemd, zoals dat zij zouden offeren op een zoon van een rund, een spijsoffer van drie tienden, (Numeri 15:9);

hetgeen hierin zijn oorzaak vond, omdat het offer van een rund het natuurlijk goede uitbeeldde, zoals eerder in nr. 2180 werd aangetoond en het natuurlijk goede is slechts weinig in verhouding tot het geestelijk goede, hetgeen werd uitgebeeld door de offerplechtigheid van een ram, en nog minder in verhouding tot het hemels goede, hetgeen werd uitgebeeld door het offer van een lam, waaromtrent een andere berekening van de tienden van de spijsoffers bestond, zoals blijkt uit de verzen 4, 5, 6; (Numeri 28:12, 13, 20, 21, 28, 29; 29:3, 4, 9, 10, 14, 15);

welke berekeningen van de tienden of verhoudingen nooit zouden zijn bevolen, wanneer zij geen hemelse verborgenheden insloten. Dertig staat ook voor weinig bij Markus; ‘Het zaad dat in goede aarde viel, gaf vrucht, die opging en wies; en het ene droeg dertig en het andere zestig en het andere honderd’, (Markus 4:8);

dertig staat voor een geringe opbrengst en voor wat slechts weinig werkte; deze getallen zouden niet zijn aangegeven, wanneer zij niet die dingen insloten welke zij betekenen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 737

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

737. Dat door Noach de zoon van zeshonderd jaren, de eerste staat van zijn verzoeking wordt aangeduid, blijkt hieruit, dat hier tot aan Eber, hoofdstuk 11, door de getallen en door de jaren van hun ouderdom, en door de namen niets anders dan dingen worden aangeduid, zoals ook door de leeftijden en de namen van allen in het vijfde hoofdstuk. Dat hier de zeshonderd jaren de eerste staat van de verzoeking betekenen, kan blijken uit de getallen, die hier overheersen, namelijk tien en zes, tweemaal met elkaar vermenigvuldigd; de grotere of kleinere uitkomst van die getallen doet er niets aan toe. Wat tien betreft, is al eerder in het 6de hoofdstuk bij het 3de vers aangetoond, dat het de overblijfselen betekent; en dat zes hier arbeid en strijd betekent, blijkt hier en daar uit het Woord. Het is hiermee als volgt gesteld; in het voorafgaande was er sprake van zijn voorbereiding tot de verzoeking, namelijk dat hij door de Heer was toegerust met verstandelijke waarheden en goedheden van de wil. Deze waarheden en goedheden zijn de overblijfselen, die niet in die mate aan de dag treden, dat zij erkend worden voordat de mens wordt wedergeboren.

Bij hen die door verzoekingen worden wedergeboren, dienen de overblijfselen bij de mens voor de engelen bij hem, die daaruit datgene opnemen, waarmee zij de mens verdedigen tegen de kwade geesten, die de valsheden bij hem opwekken en hem zo bestoken. Daar de overblijfselen door tien worden aangeduid en de strijd door zes, wordt van zeshonderd jaren gesproken, waarin tien en zes overheersen en de staat van verzoeking betekenen. Wat in het bijzonder het getal zes betreft, uit het eerste hoofdstuk van Genesis blijkt, dat het de strijd beduidt; daar zijn het zes dagen waarin de mens is wedergeboren, eer hij hemels werd, binnen welke dagen een voortdurende strijd plaatsvond, maar op de zevende dag was er rust. Vandaar komt het, dat er zes dagen van arbeid zijn, en de zevende de sabbat is, die rust betekent. Vandaar is het ook, dat een Hebreeuwse knecht zes jaren zou dienen, en in het zevende vrij zijn, (Exodus 21:2; Deuteronomium 15:12; Jeremia 34:14);

en dat zij zes jaren het land zouden bezaaien en de inkomst ervan verzamelen, maar in het zevende jaar het land stil zouden laten liggen, (Exodus 23:10, 11, 12);

zo ook met de wijngaard, en dat in het zevende jaar de ‘sabbat des sabbats’ van de aarde, de sabbat van Jehovah zou zijn, (Leviticus 25:3, 4). Daar zes arbeid en de strijd betekent, beduidt het ook de verstrooiing van het valse, bij Ezechiël:

‘Ziet, zes mannen kwamen van de weg van de hogere poort, die gekeerd is naar het noorden, en elk had een werktuig van zijn verstrooiing in zijn hand’, ( Ezechiël 9:2);

en bij dezelfde tegen Gog:

‘En Ik zal u doen omwenden, en u zessendelen, en u doen opklimmen aan de zijde van het noorden’, (Ezechiël 39:2);

alwaar zes en zessendelen voor verstrooiing staan; het noorden voor de valsheden; Gog voor diegenen die aan uiterlijke dingen de leerstukken ontlenen, waarmee zij de innerlijke eredienst vernietigen; bij Job:‘In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren’, (Job 5:19);

hier voor de strijd van de verzoekingen. Overigens komt het getal zes in het Woord nog op andere plaatsen voor, waar het niet arbeid, strijd of verstrooiing van het valse betekent, maar het heilige van het geloof, omdat het in betrekking staat tot twaalf, een getal dat het geloof betekent en alle dingen van het geloof, tot een geheel samengevat; en tot drie, welk getal het heilige betekent, vandaar ook de eigenlijke afleiding van het getal zes, zoals bij, (Ezechiël 40:5) waar het riet van de man, waarmee de heilige stad Israëls werd gemeten, als zes el lang werd aangegeven, en elders; de reden van deze afleiding is deze, dat in de strijd van verzoeking het heilige van het geloof is, voorts, dat de zes dagen van arbeid en strijd de zevende, heilige dag ten doel hebben.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl