Bible

 

Numeri 26:47

Studie

       

47 Dat zijn de geslachten der zonen van Aser, naar hun getelden: drie en vijftig duizend en vierhonderd.

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 285

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

285. Gezegd wordt ‘zij zullen regeren op de aarde’, omdat onder de aarde hier en elders de Kerk van de Heer in de hemelen en op aarde wordt verstaan; de Kerk van beide zijden is het rijk van de Heer; opdat daarom niemand zal geloven, dat allen die door de Heer verlost zijn, koningen en priesters worden en dat zij op de aarde zullen regeren, is het van belang om vanuit het Woord aan te tonen, dat de aarde [het land] de Kerk betekent; dit kan men zien uit de volgende plaatsen:

‘Zie, Jehovah maakt de aarde ledig en Hij ledigt de aarde uit en Hij zal derzelver aangezichten omkeren; door ledig te maken zal de aarde ledig gemaakt worden; de bewoonbare aarde zal treuren en verward worden; de aarde zal ontwijd worden onder haar inwoners; deswege zal de vervloeking de aarde verteren en de bewoners der aarde zullen verbrand worden; en de mens zal zeldzaam overgelaten zijn; er zal in het midden der aarde zoals de afschudding des olijfbooms zijn.

De sluizen uit de hoogte zijn geopend en de fundamenten der aarde zijn bewogen; door te verbreken is de aarde verbroken; door te scheuren is de aarde gescheurd; door te bewegen is de aarde bewogen; door te waggelen waggelt de aarde, zoals een dronkaard’, (Jesaja 24).

‘De Leeuw is opgeklommen uit de doornhaag om uw land te stellen tot woestheid; Ik zag de aarde, en zie, het ledige en het ijle; Jehovah zei: Woestheid zal het ganse land zijn; hierom zal het land treuren’, (Jeremia 4:7, 23-28).

‘Hoe lang zal het land treuren; verlaten is het ganse land, omdat er geen man is die het ter harte neemt’, (Jeremia 12:4, 11-13).

‘Het land treurt en verkwijnt, de Libanon was schaamrood en verwelkte’, (Jesaja 33:9).

‘Het land zal tot gloeiende pek zijn en woest zijn’, (Jesaja 34:9, 10).

‘Voleinding en beslissing heb ik van de Heer gehoord over de algehele aarde’, (Jesaja 28:2, 22).

‘Zie, de dag van Jehovah zal komen om het land te stellen tot woestheid en de aarde zal van haar plaats geschud worden’, (Jesaja 13:9-12).

‘De aarde werd bewogen en beefde en de fundamenten der bergen sidderden’, (Psalm 18:7, 8).

‘Wij zullen niet vrezen wanneer de aarde veranderd zal worden; wanneer Hij Zijn stem geeft, zal de aarde smelten’, (Psalm 46:3, 4, 7, 9).

‘Verstaat gij niet de fundamenten der aarde’, (Jesaja 40:21, 23).

‘God, Gij hebt ons verlaten, Gij hebt de aarde doen trillen; genees haar breuken, omdat zij bewogen is’, (Psalm 60:3, 4).

‘Het land en al zijn inwoners zullen versmelten; Ik zal zijn pilaren bevestigen’, (Psalm 75:3, 4).

‘Wee het land overschaduwd van vleugelen: gaat, gezanten, tot de vertrede natie, welker land de rivieren beroofd hebben’, (Jesaja 18:1, 2).

‘In de ontsteking van Jehovah Zebaoth is het land verduisterd’, (Jesaja 9:18).

‘Gij zult zijn een land des welbehagens’, (Maleachi 3:12).

‘Ik heb u gegeven tot een verbond des volks, om de aarde te herstellen; zingt, gij hemelen en spring op, gij aarde’, (Jesaja 49:8, 13).

‘Ik zal Jah niet zien in het land der levenden’, (Jesaja 38:11).

‘Die een schrik gegeven hebben in het land der levenden’, (Ezechiël 32:23-27).

‘Zo ik niet had geloofd het goede te zien in het land des levens’, (Psalm 27:13).

‘Gezegend de zachtmoedigen, omdat zij de erfenis van de aarde zullen ontvangen’, (Mattheüs 5:5).

‘Ik, Jehovah, makende alle dingen, Ik uitbreidende de hemelen alleen, uitspannende de aarde uit Mijzelf’, (Jesaja 44:23, 24; Zacharia 12:1; Jeremia 10:11-13; 51:15; Psalm 136:6).

‘De aarde opene zich, moge zij het heil bevruchten; aldus zei Jehovah, scheppende de hemelen, formerende de aarde’, (Jesaja 45:8, 12, 18, 19).

‘Zie, Ik scheppende nieuwe hemelen en een nieuwe aarde’, (Jesaja 65:17; 66:22); behalve in vele andere plaatsen, die, wanneer die zouden worden aangevoerd vele bladzijden zouden vullen.

De oorzaak dat met de aarde [het land] de Kerk wordt aangeduid, is deze, dat vele malen onder het land het land Kanaän wordt verstaan en daar de Kerk is geweest; het hemelse Kanaän is niet iets anders; en verder, wanneer de aarde wordt genoemd, de engelen, die geestelijk zijn, niet denken aan de aarde, maar aan het menselijk geslacht dat daarop is en aan de staat ervan en de geestelijke staat is de staat van de Kerk.

De aarde heeft ook een tegengestelde zin en betekent daarin de verdoemenis, aangezien, wanneer er geen Kerk bij de mens is, de verdoemenis er is; in die zin wordt de aarde genoemd in, (Jesaja 14:12; 21:9; 26:19, 21; 29:4; 57:1; 63:6; Klaagliederen 2:2, 10; Ezechiël 26:20; 32:24; Numeri 16:29-33; 26:10) en elders.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl