18
De HEERE is lankmoedig en groot van weldadigheid, vergevende de ongerechtigheid en overtreding, die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, in het derde en in het vierde lid.
18
De HEERE is lankmoedig en groot van weldadigheid, vergevende de ongerechtigheid en overtreding, die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, in het derde en in het vierde lid.
4401. En hij richtte daar een altaar op; dat dit de innerlijke eredienst betekent, staat vast uit de betekenis van een altaar oprichten, namelijk de eredienst; want het altaar was het voornaamste uitbeeldende van de Heer, nrs. 921, 2777, 2811;
vandaar ook het voornaamste van de eredienst; onder de eredienst wordt hier de innerlijke eredienst verstaan vanuit het Goddelijk Geestelijke, waarover nu hierna gehandeld wordt.