Bible

 

Mattheüs 13:58

Studie

       

58 En Hij heeft aldaar niet vele krachten gedaan, vanwege hun ongeloof.

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 315

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

315. Een maatje tarwe voor een penning en drie maatjes gerst voor een penning, betekent omdat de schatting van het goede en het ware zo nietig is, dat het er nauwelijks een is.

Deze dingen worden aangeduid, omdat met het maatje, dat een maat en een afgemeten hoeveelheid was, de hoedanigheid wordt aangeduid, zoals eerder in nr. 314; met de tarwe en de gerst wordt het goede en het ware aangeduid; en met een penning, die de kleinste munt is, een zo nietige schatting, dat het er nauwelijks een is; dat gezegd wordt drie maatjes gerst, is omdat drie alles betekent en daarvan gesproken wordt met betrekking tot het ware, nr. 505.

Dat de tarwe en de gerst het goede en het ware betekenen, hier het goede en ware van de Kerk vanuit het Woord, is omdat alle dingen die van het veld [of akker] en van de wijngaard zijn, zulke dingen betekenen als die welke van de Kerk zijn; de oorzaak hiervan is dat het veld de Kerk betekent ten aanzien van het goede en van het ware daaruit en de wijngaard de Kerk ten aanzien van het ware en van het goede daaruit; en daarom verstaan de engelen, die alle dingen geestelijk doorvatten, waar die zaken in het Woord worden vermeld, niet iets anders; zoals het volgende bij Joël:

‘Het veld is verwoest, het land treurt, omdat het koren verwoest is; de most is verdroogd, de olie is flauw, de akkerlieden zijn beschaamd, de wijngaardeniers huilen, over de tarwe en de gerst, deswege dat de oogst des velds is vergaan’, (Joël 1:10-12); al deze dingen betekenen die dingen als die welke van de Kerk zijn.

Dat de tarwe en de gerst het goede en het ware van de Kerk betekenen, kan men uit deze plaatsen zien:

‘Johannes over Jezus, dat Hij de tarwe in de schuur zal verzamelen en het kaf met vuur verbranden’, (Mattheüs 3:11, 12).

‘Jezus zei: Laat het onkruid en de tarwe tezamen opgroeien en in de tijd van de oogst zal Ik tot de maaiers zeggen: Verzamelt eerst het onkruid om te verbranden, vergadert echter de tarwe in Mijn schuur’, (Mattheüs 13:24-30).

‘Voleinding en beslissing heb ik gehoord van Jehovah God; hij werpt er de gemeten tarwe in, en de uitgelezen gerst; aldus onderricht Hij hem tot het gericht, zijn God leert hem’, (Jesaja 28:21-26).

‘Jehovah zal u heenleiden tot een land van tarwe en gerst’, (Deuteronomium 8:7, 8); het land van tarwe en gerst is hier het land Kanaän, waarmee de Kerk wordt aangeduid.

‘Zij zullen komen en zingen in de hoogte Zions en toevloeien tot het goede van Jehovah, tot de tarwe en de most’, (Jeremia 31:12).

‘Jehovah zal u verzadigen met het vette der tarwe’, (Deuteronomium 32:13, 14; Psalm 81:14, 17; Psalm 147:12-14).

Jehovah zei tot de profeet Ezechiël, ‘dat hij maken zou een koek van gerst, gemengd met drek en die eten’, (Ezechiël 4:12, 15) en tot de profeet Hosea ‘dat hij een overspelige vrouw zou nemen, die hij zich verwierf voor een homer gerst en een halve homer gerst’, (Hosea 3:1, 2), deze dingen zijn door die profeten gedaan om de vervalsingen van het ware in de Kerk uit te beelden; de gerst immers zijn de ware dingen en de gerst gemengd met drek zijn de vervalste en ontwijde ware dingen; de overspelige vrouw betekent ook het vervalste ware, nr. 134.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl