Bible

 

Mattheüs 13

Studie

   

1 En te dien dage Jezus, uit het huis gegaan zijnde, zat bij de zee.

2 En tot Hem vergaderden vele scharen, zodat Hij in een schip ging en nederzat, en al de schare stond op den oever.

3 En Hij sprak tot hen vele dingen door gelijkenissen, zeggende: Ziet, een zaaier ging uit om te zaaien.

4 En als hij zaaide, viel een deel van het zaad bij den weg; en de vogelen kwamen en aten datzelve op.

5 En een ander deel viel op steenachtige plaatsen, waar het niet veel aarde had; en het ging terstond op, omdat het geen diepte van aarde had.

6 Maar als de zon opgegaan was, zo is het verbrand geworden; en omdat het geen wortel had, is het verdord.

7 En een ander deel viel in de doornen; en de doornen wiesen op, en verstikten hetzelve.

8 En een ander deel viel in de goede aarde, en gaf vrucht, het een honderd-, het ander zestig-, en het ander dertig voud.

9 Wie oren heeft om te horen, die hore.

10 En de discipelen tot Hem komende, zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen door gelijkenissen?

11 En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Omdat het u gegeven is, de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven.

12 Want wie heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloediglijk hebben; maar wie niet heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft.

13 Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en horende niet horen, noch ook verstaan.

14 En in hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen, en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins bemerken.

15 Want het hart dezes volks is dik geworden, en zij hebben met de oren zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het hart verstaan, en zich bekeren, en Ik hen geneze.

16 Doch uw ogen zijn zalig, omdat zij zien, en uw oren, omdat zij horen.

17 Want voorwaar zeg Ik u, dat vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien de dingen, die gij ziet, en hebben ze niet gezien; en te horen de dingen, die gij hoort, en hebben ze niet gehoord.

18 Gij dan, hoort de gelijkenis van den zaaier.

19 Als iemand dat Woord des Koninkrijks hoort, en niet verstaat, zo komt de boze, en rukt weg, hetgeen in zijn hart gezaaid was; deze is degene, die bij den weg bezaaid is.

20 Maar die in steenachtige plaatsen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort, en dat terstond met vreugde ontvangt;

21 Doch hij heeft geen wortel in zichzelven, maar is voor een tijd; en als verdrukking of vervolging komt, om des Woords wil, zo wordt hij terstond geergerd.

22 En die in de doornen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort; en de zorgvuldigheid dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms verstikt het Woord, en het wordt onvruchtbaar.

23 Die nu in de goede aarde bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort en verstaat, die ook vrucht draagt en voortbrengt, de een honderd-, de ander zestig-, en de ander dertig voud.

24 Een andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mens, die goed zaad zaaide in zijn akker.

25 En als de mensen sliepen, kwam zijn vijand, en zaaide onkruid midden in de tarwe, en ging weg.

26 Toen het nu tot kruid opgeschoten was, en vrucht voortbracht, toen openbaarde zich ook het onkruid.

27 En de dienstknechten van den heer des huizes gingen en zeiden tot hem: Heere! hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Van waar heeft hij dan dit onkruid?

28 En hij zeide tot hen: Een vijandig mens heeft dat gedaan. En de dienstknechten zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij heengaan en datzelve vergaderen?

29 Maar hij zeide: Neen, opdat gij, het onkruid vergaderende, ook mogelijk met hetzelve de tarwe niet uittrekt.

30 Laat ze beiden te zamen opwassen tot den oogst, en in den tijd des oogstes zal ik tot de maaiers zeggen: Vergadert eerst dat onkruid, en bindt het in busselen, om hetzelve te verbranden; maar brengt de tarwe samen in mijn schuur.

31 Een andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan het mosterdzaad, hetwelk een mens heeft genomen en in zijn akker gezaaid;

32 Hetwelk wel het minste is onder al de zaden, maar wanneer het opgewassen is, dan is 't het meeste van de moeskruiden, en het wordt een boom, alzo dat de vogelen des hemels komen en nestelen in zijn takken.

33 Een andere gelijkenis sprak Hij tot hen, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zuurdesem, welken een vrouw nam en verborg in drie maten meels, totdat het geheel gezuurd was.

34 Al deze dingen heeft Jezus tot de scharen gesproken door gelijkenissen, en zonder gelijkenis sprak Hij tot hen niet.

35 Opdat vervuld zou worden, wat gesproken is door den profeet, zeggende: Ik zal Mijn mond opendoen door gelijkenissen; Ik zal voortbrengen dingen, die verborgen waren van de grondlegging der wereld.

36 Toen nu Jezus de scharen van Zich gelaten had, ging Hij naar huis. En Zijn discipelen kwamen tot Hem, zeggende: Verklaar ons de gelijkenis van het onkruid des akkers.

37 En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen;

38 En de akker is de wereld; en het goede zaad zijn de kinderen des Koninkrijks; en het onkruid zijn de kinderen des bozen;

39 En de vijand, die hetzelve gezaaid heeft, is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld; en de maaiers zijn de engelen.

40 Gelijkerwijs dan het onkruid vergaderd, en met vuur verbrand wordt, alzo zal het ook zijn in de voleinding dezer wereld.

41 De Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk vergaderen al de ergernissen, en degenen, die de ongerechtigheid doen;

42 En zullen dezelve in den vurigen oven werpen; daar zal wening zijn en knersing der tanden.

43 Dan zullen de rechtvaardigen blinken, gelijk de zon, in het Koninkrijk huns Vaders. Die oren heeft om te horen, die hore.

44 Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een schat, in den akker verborgen, welken een mens gevonden hebbende, verborg dien, en van blijdschap over denzelven, gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft, en koopt dienzelven akker.

45 Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman, die schone parelen zoekt;

46 Dewelke, hebbende een parel van grote waarde gevonden, ging heen en verkocht al wat hij had, en kocht dezelve.

47 Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een net, geworpen in de zee, en dat allerlei soorten van vissen samenbrengt;

48 Hetwelk, wanneer het vol geworden is, de vissers aan den oever optrekken, en nederzittende, lezen het goede uit in hun vaten, maar het kwade werpen zij weg.

49 Alzo zal het in de voleinding der eeuwen wezen; de engelen zullen uitgaan, en de bozen uit het midden der rechtvaardigen afscheiden;

50 En zullen dezelve in den vurigen oven werpen; daar zal zijn wening en knersing der tanden.

51 En Jezus zeide tot hen: Hebt gij dit alles verstaan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere!

52 En Hij zeide tot hen: Daarom, een iegelijk Schriftgeleerde, in het Koninkrijk der hemelen onderwezen, is gelijk aan een heer des huizes, die uit zijn schat nieuwe en oude dingen voortbrengt.

53 En het is geschied, als Jezus deze gelijkenissen geeindigd had, vertrok Hij van daar.

54 En gekomen zijnde in Zijn vaderland, leerde Hij hen in hun synagoge, zodat zij zich ontzetten, en zeiden: Van waar komt Dezen die wijsheid en die krachten?

55 Is Deze niet de Zoon des timmermans? en is Zijn moeder niet genaamd Maria, en Zijn broeders Jakobus en Joses, en Simon en Judas?

56 En Zijn zusters, zijn zij niet allen bij ons? Van waar komt dan Dezen dit alles?

57 En zij werden aan Hem geergerd. Maar Jezus zeide tot hen: Een profeet is niet ongeeerd, dan in zijn vaderland, en in zijn huis.

58 En Hij heeft aldaar niet vele krachten gedaan, vanwege hun ongeloof.

   

Komentář

 

Het verkennen van de betekenis van Mattheüs 13

Napsal(a) Ray and Star Silverman (strojově přeloženo do Nederlands)

The Sower, by Vincent van Gogh

Hoofdstuk 13.


Verhalen van wedergeboorte


1. En op diezelfde dag zat Jezus, uitgaande van het huis, bij de zee.

2. En vele menigten verzamelden zich tot Hem, zodat Hij in een schip stapte en ging zitten; en al de menigten stonden aan de oever.


Deze episode begint met de woorden: "Op dezelfde dag" (Mattheüs 13:1). Het is nog steeds sabbat, en Jezus is nog steeds actief; deze keer echter, in plaats van de scharen te genezen, preekt Hij tot hen: "En grote menigten werden tot Hem verzameld, zodat Hij in een boot stapte en ging zitten; en de gehele schare stond aan de oever" (Mattheüs 13:2).

De vorige aflevering, geestelijk gezien, ging over het belang van de wedergeboorte. In deze volgende aflevering vertelt Jezus zeven gelijkenissen die het proces beschrijven dat Hij "het teken van de profeet Jona" heeft genoemd. De zeven gelijkenissen beschrijven het enige echte wonder dat we moeten zoeken - het wonder van de wedergeboorte. Dit is een wonder dat wij zowel kunnen begrijpen als er deel van kunnen uitmaken, want dit is het wonder waardoor wij van natuurlijke wezens in geestelijke wezens worden veranderd.

Jezus onthult de details van dit wonder in zeven naadloos op elkaar aansluitende parabels over dit proces. 1


De zaaier: de eerste parabel van de wedergeboorte


3. En Hij sprak tot hen veel in gelijkenissen, zeggende: "Zie, er ging een zaaier uit om te zaaien;

4. En in zijn zaaien vielen inderdaad enkele zaden langs de weg, en de vogels kwamen en verslonden ze.

5. 5. En andere zaden vielen op rotsachtige plaatsen, waar niet veel aarde was, en zij groeiden terstond op, omdat zij geen diepte hadden;

6. En toen de zon opkwam, werd het verschroeid; en omdat het geen wortel had, verdorde het.

7. En andere vielen tussen de doornen, en de doornen schoten op en verstikten hen.

8. Maar anderen vielen op de goede aarde, en gaven vrucht; sommigen honderd, en sommigen zestig, en sommigen dertig.

9. Wie oren heeft om te horen, laat hem horen."

10. En de discipelen die kwamen, zeiden tot Hem: "Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen?"

11. En Hij antwoordde hun: "Omdat het u gegeven is de verborgenheden van het koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun is het niet gegeven.

12. Want wie heeft, aan hem zal gegeven worden, en hij zal overvloed hebben; maar wie niet heeft, ook wat hij heeft zal hem ontnomen worden.

13. Daarom spreek ik tot hen in gelijkenissen, omdat zij niet zien, en niet horen, en niet begrijpen.

14. En in hen is de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: "Door te horen zult u horen en niet begrijpen, en door te kijken zult u kijken en niet zien.

15. Want het hart van dit volk is grof geworden, en met de oren horen zij zwaar, en hun ogen hebben zij gesloten, opdat zij niet zouden zien met de ogen, en horen met de oren, en begrijpen met het hart, en zich zouden bekeren, en Ik hen zou genezen.

16. Maar gelukkig zijn uw ogen, omdat zij zien, en uw oren, omdat zij horen.

17. Want amen zeg ik u dat vele profeten en rechtvaardigen ernaar hebben verlangd te zien wat u ziet, en niet hebt gezien, en te horen wat u hoort, en niet hebt gehoord.

18. Hoort dan de gelijkenis van de zaaier.

19. Wanneer iemand het woord van het koninkrijk hoort en het niet begrijpt, komt de boze en grijpt wat in zijn hart gezaaid is; dat is hij die langs de weg gezaaid is.

20. En wat op rotsachtige [plaatsen] is gezaaid, is hij die het Woord hoort, en het terstond met vreugde ontvangt.

21. En hij heeft geen wortel in zichzelf, maar is tijdelijk; en wanneer verdrukking of vervolging komt vanwege het Woord, wordt hij terstond doen struikelen.

22. En wat tussen doornen wordt gezaaid is hij die het Woord hoort; en de zorgen van deze tijd en de bedrieglijkheid van de rijkdom verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar.

23. En hetgeen op de goede aarde gezaaid is, is hij, die het Woord hoort, en begrijpt, die ook vrucht draagt, en doet, inderdaad sommigen honderd, en sommigen zestig, en sommigen dertig."


Het regeneratieproces begint op dezelfde manier als het leven begint: er wordt een zaadje gezaaid in vruchtbare grond. Zoals Jezus zegt: "Zie, een zaaier ging uit om te zaaien" (Mattheüs 13:1). De zaaier die uitgaat om te zaaien is God, en het zaad dat Hij verspreidt zijn de waarheden van Zijn Woord. Nu vallen deze zaden soms langs de kant van de weg en vogels verslinden ze voordat ze wortel kunnen schieten. Dit is wat er gebeurt als mensen het Woord niet begrijpen. Zelfs de zaden die de neiging hebben om wortel te schieten, worden snel weggerukt door de "vogels" - onze fantasievluchten waarin we verwrongen, zelfingenomen opvattingen bedenken over wat het Woord werkelijk leert.

En dan zijn er de zaden die op steenachtige plaatsen vallen. Hoewel er weinig aarde is, wortelen deze zaden en schieten ze snel op. Maar als de zon opkomt, worden ze gemakkelijk verschroeid en verdorren ze. Dit wordt vergeleken met die tijden waarin we het Woord aanvankelijk begrijpen, en enthousiast zijn over onze nieuwe inzichten. Maar wanneer beproevingen en verzoekingen komen, kunnen we de hitte niet verdragen. We hebben deze nieuwe leer niet ter harte genomen. En omdat we geen diepgewortelde wortels hebben, kunnen we de hitte van onze beproevingen niet verdragen. Ons geloof droogt op en verdort.

Andere zaden vallen tussen de doornen. Als de doornen opkomen, wordt de nieuwe plant verstikt en verstikt. Dit zijn de tijden dat we verstrikt raken in de zorgen van de wereld en het vergaren van rijkdom. Deze materialistische zorgen stapelen zich op tot we helemaal in beslag genomen worden door het aardse leven en weinig om de hemel geven. De zorgen van de wereld hebben ons de mogelijkheid om een nieuw leven te beginnen ontnomen.

Er zijn echter zaden die op goede grond vallen. Deze staan voor wat er gebeurt als we het Woord horen, het begrijpen en het doen. Dit zijn de zaden die "in goede aarde vielen en vrucht voortbrachten" (Mattheüs 13:8).

Dit eenvoudige verhaal, dat vaak wordt beschouwd als "de parabel van alle parabels", gaat over de eerste stap in het regeneratieproces. De "zaaier", die de Heer is, plant zaadjes van goedheid en waarheid in ons. Zorgen wij voor dit zaad, voeden en cultiveren wij het? Geven we het regelmatig water met de waarheid? Stellen we het regelmatig bloot aan het warme zonlicht van liefdevolle daden van vriendelijkheid? En, nog belangrijker, hebben we het ontvangen in de goede grond van een nederig hart? Zo ja, dan hebben we de eerste stap gezet op de reis van onze spirituele ontwikkeling.


Koren en tarwe: De tweede parabel van de wedergeboorte


24. Een andere gelijkenis legde Hij hun voor, zeggende: "Het koninkrijk der hemelen wordt vergeleken met een man die goed zaad zaait op zijn akker.

25. En terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, en hij zaaide onkruid te midden van het koren en ging heen.

26. En toen het blad ontkiemde en vrucht droeg, verscheen ook het onkruid.

27. En de knechten van de huishouder, komende, zeiden tot hem: "Heer, hebt gij geen goed zaad op uw akker gezaaid? Vanwaar dan het onkruid?

28. Maar hij verklaarde hun: "Een man, een vijand, heeft dit gedaan. En de dienaren zeiden tot hem: "Wilt gij dan dat wij ze gaan verzamelen?

29. Maar hij verklaarde: "Neen, opdat gij, terwijl gij het onkruid verzamelt, het koren niet tezamen met het koren ontwortelt.

30. Laat beide samen groeien tot aan de oogst, en in de tijd van de oogst zal ik tot de maaiers zeggen: Verzamel eerst het onkruid en bind het in bundels om het te verbranden; maar verzamel de tarwe in mijn schuur.""


Vervolgens vertelt Jezus een tweede gelijkenis. Terwijl de eerste gelijkenis in de reeks de nadruk legt op het zaaien van goed zaad door God, legt deze tweede gelijkenis de nadruk op het zaaien van kwaad zaad door de vijand. Goed zaad brengt koren voort dat zal worden verzameld en in schuren gelegd; kwaad zaad brengt onkruid voort dat zal worden verzameld en verbrand (Mattheüs 13:24-30). We moeten opmerken dat Jezus deze gelijkenis niet meteen uitlegt. Op het eenvoudigste niveau zouden de weldenkenden onder de menigte het zo kunnen opvatten dat mensen zowel goed zaad als kwaad zaad ontvangen - goede ideeën en slechte ideeën. Zij zouden er ook uit kunnen afleiden dat goede ideeën tot goede resultaten leiden, en slechte ideeën tot slechte resultaten.

Dit zou voldoende zijn voor hen die nog niet tot meer begrip in staat waren, maar de discipelen willen meer weten. "Leg ons de gelijkenis van het onkruid van de akker uit," zeggen ze (Mattheüs 13:36). En dus zegt Jezus tegen hen: "Wie het goede zaad zaait, is de Mensenzoon" (Mattheüs 13:37). Tegen die tijd kan er geen verwarring zijn in de gedachten van de discipelen. Hij is lang genoeg bij hen geweest en heeft vaak genoeg gesproken over "de Mensenzoon", zodat zij weten dat Hij naar zichzelf verwijst. Jezus heeft al gezegd: "De Mensenzoon kan nergens zijn hoofd neerleggen" (Mattheüs 8:20); “De Mensenzoon heeft macht op aarde om zonden te vergeven" (Mattheüs 9:6); “De Mensenzoon kwam eten en drinken en men zegt kijk een veelvraat en een wijndrinker, een vriend van tollenaars en zondaars" (Mattheüs 11:19); en dan, heel veelzeggend, "De Zoon des mensen is zelfs heer van de sabbat" (Mattheüs 12:8).

Voor de discipelen is het dus heel duidelijk dat "Hij die het goede zaad zaait" Jezus de Goddelijke Prediker is. Het is Jezus zelf die het zaad van de waarheid in de harten van de mensen zaait. Hij voegt daaraan toe: "De akker is de wereld, het goede zaad zijn de zonen van het koninkrijk, maar het onkruid zijn de zonen van de boze. De vijand die ze gezaaid heeft is de duivel, de oogst is het einde van het tijdperk, en de maaiers zijn de engelen. Daarom zoals het onkruid wordt verzameld en verbrand in het vuur, zo zal het zijn aan het einde van dit tijdperk" (Mattheüs 13:38-40).

Jezus verwijst nu weer naar "de Zoon des mensen": "De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn koninkrijk alles verzamelen wat in overtreding is en wat wetteloos is, en zij zullen hen in de oven van vuur werpen. Er zal gejammer en tandengeknars zijn" (Mattheüs 13:41-42). Er zij op gewezen dat aan de Mensenzoon in de loop van dit evangelie steeds meer macht wordt toegekend. Eerst heeft Hij "nergens om zijn hoofd neer te leggen"; dan heeft Hij "macht op aarde om zonden te vergeven", en nu, in deze aflevering, heeft Hij zelfs macht over de engelen: "De Mensenzoon zal zijn engelen uitzenden." Dit is weer een dramatische stap voorwaarts als Jezus geleidelijk zijn ware aard onthult.

Op dezelfde manier waarop Jezus geleidelijk zijn goddelijke identiteit onthult, opent Hij ook geleidelijk de innerlijke betekenis van zijn Woord. Op dit meer innerlijke niveau onthult Jezus prachtige waarheden over het proces van wedergeboorte - waarheden die essentieel zijn als we de onvermijdelijke strijd van verleiding willen ondergaan en geregenereerd willen worden.

Als we dit proces nader bekijken, is het eerste dat moet worden opgemerkt dat alleen God het goede zaad zaait - hemelse waarheden. Maar valse ideeën die voortkomen uit onze eigen geërfde kwaden en zelfzuchtige belangen dringen onmiddellijk onze geest binnen. Dit is de "vijand" die onkruid zaait tussen het koren. We bevinden ons nu in een "geestelijk evenwicht", een toestand waarin we kunnen kiezen tussen hemelse emoties en ware gedachten aan de ene kant, en egocentrische zorgen en valse gedachten aan de andere kant.

Het is ook interessant op te merken dat de vijand onkruid (kwade verlangens en valse gedachten) plantte "terwijl zij sliepen". Ook dit is een herinnering om geestelijk alert te blijven en de vijand geen openingen te laten om binnen te komen. Het is een oproep om na te denken over wat ons zou kunnen doen "inslapen" voor de aanwezigheid van de Heer in ons leven en om onze waakzaamheid te verhogen om het onkruid uit onze tuin te houden.


Het mosterdzaadje: de derde parabel van de wedergeboorte


31. Een andere gelijkenis stelde Hij hun voor, zeggende: "Het koninkrijk der hemelen is als een mosterdzaadje, dat een man nemende, op zijn akker zaaide,

32. Dat inderdaad het minste van alle zaden is, maar wanneer het gegroeid is, is het groter dan het kruid en wordt het een boom, zodat de vogels van de hemel komen en in zijn takken nestelen."


De volgende parabel in de reeks spreekt over de derde stap in het regeneratieve proces. Jezus zegt: "Het Koninkrijk der hemelen is als een mosterdzaadje, dat een man nam en op zijn akker zaaide, dat inderdaad het minste van alle zaden is; maar wanneer het gegroeid is, is het groter dan het kruid en wordt het een boom, zodat de vogels van de lucht komen en zich in zijn takken nestelen" (Mattheüs 13:31-32). In deze gelijkenis geeft Jezus een prachtig beeld van hoe goed zaad zich verspreidt en steeds meer zaad voortbrengt. Goede ideeën brengen meer goede ideeën voort. Een klein beetje waarheid kan ver gaan.

In deze context staat het mosterdzaadje voor de kleine hoeveelheid goedheid en waarheid in ieder van ons bij het begin van het proces van geestelijke ontwikkeling. Het wordt als "klein" beschouwd omdat we nog steeds geloven dat de goede dingen die we denken en doen uit onszelf komen. Aanvankelijk staat God toe dat we op deze manier denken omdat het een genegenheid opwekt om de waarheid te leren en goed te doen - ook al is het voor eigenbelang. We genieten van de gevoelens van verdienste die gepaard gaan met leren wat waar is en doen wat goed is. We geloven dat we zowel wijs als goed zijn, en we vinden het leuk als mensen dat opmerken. Zo gaat het nu eenmaal in de eerste stadia van regeneratie. Het is een normaal en natuurlijk onderdeel van het proces. 2

Naarmate er meer goed wordt gedaan en meer waarheid wordt verworven, wordt de boom steeds hoger. Geleidelijk wordt de persoon geraakt door steeds hogere waarheden en meer innerlijke genegenheid: "De vogels van de hemel nestelen in zijn takken" (Mattheüs 13:32). 3

Dit alles vertegenwoordigt de proliferatie en vermenigvuldiging van de waarheid en naarmate wij ons spiritueel blijven ontwikkelen. We rijzen hoger en hoger aan de boom die ooit slechts een klein mosterdzaadje was. En toch houden we vast aan het geloof dat deze hogere waarheden en meer innerlijke genegenheid in onszelf ontstaan. Er is nog steeds iets van eigenliefde en persoonlijke glorie dat geïdentificeerd en verwijderd moet worden. Dit leidt tot de volgende stap in het regeneratieproces.


Gezuurd brood: De vierde parabel van de wedergeboorte


33. Een andere gelijkenis sprak Hij tot hen: "Het koninkrijk der hemelen is als zuurdesem, dat een vrouw in drie zaden meel verstopte, totdat het geheel gezuurd was."

34. Al deze dingen sprak Jezus tot de menigte in gelijkenissen; en zonder gelijkenis sprak Hij niet tot hen,

35. Opdat vervuld zou worden wat de profeet heeft verklaard, zeggende: "Ik zal mijn mond openen in gelijkenissen; Ik zal dingen uitstorten die verborgen zijn geweest van de grondlegging der wereld."

36. Toen Hij de menigte verliet, kwam Jezus in het huis, en Zijn discipelen kwamen tot Hem, zeggende: "Leg ons de gelijkenis van het onkruid des velds uit."

37. En Hij antwoordde hun, en zeide tot hen: "Wie het goede zaad zaait, is de Mensenzoon;

38. En de akker is de wereld; en het goede zaad, dat zijn de zonen van het Koninkrijk; en het onkruid zijn de zonen der goddelozen;

39. 39. En de vijand die ze zaait is de duivel; en de oogst is de voleinding van het tijdperk; en de maaiers zijn de engelen.

40. Zoals het onkruid wordt verzameld en verbrand door het vuur, zo zal het ook zijn in de voleinding van dit tijdperk.

41. De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn koninkrijk alle overtredingen en ongerechtigheden verzamelen,

42. en zal ze in de oven van het vuur werpen, waar geween en tandengeknars zal zijn.

43. Dan zullen de rechtvaardigen helderheid geven als de zon in het koninkrijk van hun Vader. Wie oren heeft om te horen, laat hem horen."


Jezus geeft nu de vierde gelijkenis in de reeks en zegt dat "het Koninkrijk der hemelen is als zuurdesem, dat een vrouw nam en verborg in drie maten meel, totdat het geheel gezuurd was" (Mattheüs 13:33). De mensen die naar Jezus luisteren begrijpen niet alles wat Hij met deze korte gelijkenis bedoelt, maar ze krijgen waarschijnlijk het algemene idee - dat de hemel een plaats is waar de dingen steeds beter worden. Net zoals goede ideeën meer goede ideeën voortbrengen, blijven goede dingen zich uitbreiden als warm brood dat rijst.

Op een meer innerlijk niveau spreekt de gelijkenis van het gezuurde brood over de noodzaak en onvermijdelijkheid van verleiding voor allen die zich willen laten regenereren. De waarheid die wij hebben verworven (gelijkenissen van de zaaier, koren en tarwe, en mosterdzaad) moet worden beproefd in het vuur van de verzoeking om te leren dat wij zonder God niets kunnen doen. Dit is de vierde stap in het proces van onze geestelijke ontwikkeling.

In deze context staat "zuurdesem" voor valse ideeën die de ware ideeën aanvallen die van God bij ons zijn. Wanneer deze valse ideeën in botsing komen met de ware, begint een gistingsproces, dat representatief is voor de verleidingsstrijd die wij nu ondergaan. Tijdens het gistingsproces zorgt de geactiveerde gist ervoor dat er onaangename gassen vrijkomen. Dit veroorzaakt op zijn beurt het rijzen van het brood. Uiteindelijk worden de gassen verdreven en blijft er een prachtig, heerlijk brood over, klaar om gegeten te worden. De gist blijft in het brood, maar wordt geleidelijk minder actief. Ondertussen heeft het een belangrijk doel gediend.

Op dezelfde manier brengen de worstelingen van de verzoeking ons tot het punt waarop we zien en begrijpen dat we vanuit onszelf niets kunnen doen dat werkelijk goed is. Eigenbelang, zelfbezorgdheid en eigenwil moeten allemaal worden verdreven, als onaangename gassen, zodat alleen het verlangen overblijft om goed te doen omdat het goed is, zonder enige behoefte aan lof, erkenning of beloning. Dit komt omdat we beginnen te begrijpen dat al het goede van God komt, en niets van onszelf. Dit is het doel van de verleiding, om ons tot zo'n verstand terug te brengen dat we eerlijk geloven dat we niets verdienen. 4 De ego-belangen die ons hebben gedreven, vooral de behoefte om erkend, herkend, gewaardeerd of beloond te worden voor wat we doen, worden steeds minder actief, zoals gist in gerezen brood.

Wanneer we in deze toestand komen, zijn we bereid anderen te dienen zonder aan beloning te denken. Dit is het begin van een nieuwe staat van leven. Het mosterdzaadje dat een boom wordt waarvan de takken gevuld zijn met vogels is een beeld van de verspreiding en vermenigvuldiging van de waarheid in ons leven - een noodzakelijke en belangrijke fase in onze wedergeboorte. Maar in de gelijkenis van het gezuurde brood, als het brood rijst en voller en voller wordt, zien we een beeld van groeiende goedheid als het leven van naastenliefde en nuttige dienstbaarheid onze essentiële focus wordt. Zoals brood, dat het leven voedt en ondersteunt, worden wij levensschenders voor anderen.

Het belangrijkste is dat wij erkennen dat de hoogste gedachten die wij denken, de diepste gevoelens die wij hebben en de welwillende daden van dienstbaarheid die wij verrichten, allemaal hun oorsprong vinden in God. Omdat wij begrijpen dat God door ons heen werkt, hebben wij niet de behoefte om eer te zoeken voor onze "goede werken". Wij zijn als "een gerezen brood" - warm, voedzaam en klaar om anderen te voeden.


Schat verborgen in het veld: De vijfde parabel van de wedergeboorte


44. "Nogmaals, het koninkrijk der hemelen is als een schat, verborgen in de akker, die een man, die hij vindt, verbergt, en van de vreugde daarvan gaat en verkoopt al wat hij heeft, en koopt die akker."


In deze nieuwe staat van leven zoeken wij in het Woord naar waarheden die ons zullen helpen anderen vollediger te dienen. Als we het Woord doorzoeken, met liefde in ons hart en het nut van het leven voor ogen, vinden we verborgen schatten: "Nogmaals, het Koninkrijk der hemelen is als een schat, verborgen in een akker, die een man gevonden en verborgen heeft; en uit vreugde daarover gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft en koopt die akker" (Mattheüs 13:44).

De man in de gelijkenis koopt het hele veld: "Uit vreugde gaat hij heen en verkoopt alles wat hij heeft en koopt die akker."

Dit is wat er met ons gebeurt wanneer het Woord tot leven komt, en we het zien voor de zeldzame en prachtige schat die het is. We zijn niet langer tevreden met een klein deel van de akker. Onze honger naar waarheid neemt toe in directe verhouding tot ons verlangen een nuttig mens te zijn. Als gevolg daarvan leren we graag meer en meer; we verlangen naar een steeds groter begrip van het hele veld - niet slechts een deel ervan. En zo ontdekken we steeds weer nieuwe schatten - prachtige waarheden die ons helpen in het proces van wedergeboorte, waarheden die ons helpen God vollediger lief te hebben en anderen vollediger te dienen.


De Parel van de Grote Prijs: De zesde parabel van de wedergeboorte


45. "Nogmaals, het koninkrijk der hemelen is als een man, een koopman, die goede parels zoekt;

46. Die, één zeer kostbare parel vindende, wegging, [en] verkocht alles wat hij had, en kocht het."


Als we het Woord blijven doorzoeken, vinden we de grootste van alle schatten; het is die ene parel, buitengewoon kostbaar, die "de parel van grote prijs" wordt genoemd. Zoals geschreven staat: "En toen hij één parel van grote prijs gevonden had, ging hij heen en verkocht al wat hij had en kocht die" (Mattheüs 13:45).

De parel van grote prijs is een ware kennis van God, en het beginpunt voor een waar begrip van Gods Woord. Wanneer de ware aard van God wordt gekend, krijgt elk verhaal, elke gelijkenis - zelfs elk punt in Gods Woord - een nieuwe betekenis en wordt de oneindige liefde en tedere barmhartigheid van God onthuld. Deze kostbare parel is de openbaring van Gods ware aard - een Goddelijk Menselijke God die voor ieder mens zorgt zoals een liefhebbende ouder voor een kind. Deze kennis is de kostbaarste die we ooit zouden kunnen ontdekken. Daarom is dit van alle schatten die in het Woord van de Heer te vinden zijn, de meest waardevolle waarheid van allemaal. Daarom wordt het de "parel van grote waarde" genoemd. 5

Er zijn natuurlijk veel parels van wijsheid in het Woord van de Heer. Er zijn vele "schatten in het veld". Maar de parel van grote prijs is de grootste schat van allemaal, omdat hij ons de innerlijke schoonheid van elke andere parel toont. Geleid door een juist begrip van God, leren wij kostbare schatten "opgraven" die verborgen lagen in de goede grond van de letterlijke betekenis van het Woord; wij gaan de wonderen zien die in elk verhaal besloten liggen. Net zoals de twaalf poorten naar de hemel gemaakt zijn van één enkele stof - parel - is ware kennis van God de poort tot begrip van alle andere waarheden in het Woord. Naarmate ons begrip groeit, zien we hoe alle andere parels met elkaar verbonden zijn, hoe ze perfect gerangschikt zijn, en hoe elke parel zijn eigen speciale plaats heeft in Gods Woord. Zoals de ziel de vele organen, systemen en cellen van het lichaam ordent en ordent, zo onthult een juist begrip van Gods ware natuur de volmaakte orde van het Woord. 6

De manier waarop wij God zien wordt daarom een toetssteen, niet alleen voor de manier waarop wij het Woord zien, maar ook voor de manier waarop wij het leven zien. De neiging om God te zien als boos en wraakzuchtig kan te gemakkelijk leiden tot het rechtvaardigen van ons eigen boos en wraakzuchtig gedrag. De neiging om God te zien als star en onvergeeflijk, tenzij we Zijn toorn stillen met offers, kan al te gemakkelijk leiden tot het rechtvaardigen van onze eigen neigingen om veeleisend en onvergeeflijk te zijn - tenzij we gesust worden met gladde woorden en ego-bevredigende daden. 7

Maar als we eenmaal een waar begrip hebben van Gods natuur, zullen we niet langer op een dwaalspoor worden gebracht door leringen die ons doen geloven dat God boos, of toornig, en onvergeeflijk is, en een offer eist om ons weer in Zijn gunst te brengen. Dit is het soort verkeerd denken dat de oude Israëlieten ertoe bracht te geloven dat Gods toorn alleen gestild kon worden door een mensenoffer. Het idee dat een oneindig liefdevolle God boos zou kunnen zijn, of zelfs maar ongunstig naar zijn kinderen zou kunnen kijken, is voor de menselijke rede onaanvaardbaar. Dit komt omdat God de goedheid zelf is, de liefde zelf, de barmhartigheid zelf, en de vergeving zelf. Het ligt niet in Zijn aard om een van Zijn kinderen boos of zelfs met een gefronste wenkbrauw aan te kijken. Alles wat Hij vraagt is dat wij ons aan Zijn geboden houden, in het geloof dat Hij ons de kracht geeft om dat te doen. Door dit te doen openen wij de weg om de hemelse zegeningen te ontvangen die Hij ons te allen tijde en op elk moment ter beschikking stelt. 8

De parel van grote prijs is dus een waar begrip van God en van Gods liefde voor ons. Het is het besef dat ons leven rechtstreeks van de Heer komt, die ons liefheeft met een onvoorstelbare liefde. Niet alleen is ons leven rechtstreeks van de Heer; de Heer is ons leven. Zonder de Heer in ons leven - in het bijzonder de goedheid en waarheid die we van Hem ontvangen - zouden we helemaal geen leven hebben. Hoewel ons hart zou blijven kloppen en onze longen zouden blijven ademen, zouden we geestelijk dood zijn.

Daarom is kennis over God, en meer in het bijzonder kennis over hoe God zijn liefde voor ons heeft geopenbaard door Jezus, zeker de "parel van grote prijs". Zodra we deze onbetaalbare kennis hebben verworven, zijn we vervuld van dankbaarheid. Zoals de koopman in de gelijkenis, worden we volkomen bereid om alles wat we hebben te verkopen; we worden volkomen bereid om alle zelfzuchtige verlangens op te geven, en in ruil daarvoor de volheid van Gods leven en alle zegeningen die het bevat te ontvangen. 9


The Dragnet: De Zevende Parabel van Regeneratie


47. "Nogmaals, het koninkrijk der hemelen is als een in de zee geworpen zegen, en het verzamelen van alle soorten;

48. Die, als zij vol was, naar de kust werd gebracht, en zittend, het goede in vaten verzamelde, en het kwade uitwierp.

49. Zo zal het ook zijn in de voleinding van het tijdperk; de engelen zullen komen en de goddelozen scheiden van de rechtvaardigen,

50. en zullen hen in de oven van het vuur werpen, waar geween en tandengeknars zal zijn."

51. Jezus zegt tot hen: "Hebt gij dit alles begrepen?" Zij zeiden tot Hem: "Ja, Heer."

52. En Hij zei tot hen: "Op grond hiervan is iedere schriftgeleerde, die voor het Koninkrijk der hemelen is opgeleid, als een man, en een huisvader, die uit zijn schat [dingen] nieuw en oud voortbrengt."


Dit brengt ons bij de laatste gelijkenis in deze serie. Jezus zegt: "Nogmaals, het koninkrijk der hemelen is als een sleepnet, dat in de zee geworpen werd en van elke soort wat verzamelde, dat zij, toen het vol was, aan land trokken; en zij gingen zitten en verzamelden het goede in vaten, maar wierpen het slechte weg. Zo zal het ook zijn aan het einde van het tijdperk. De engelen zullen komen, de goddelozen scheiden van de rechtvaardigen, en ze in de oven van vuur werpen. Er zal gejammer en tandengeknars zijn" (Mattheüs 13:47-50). 10

In deze zevende en laatste parabel beschrijft de "sleepnet die in zee wordt geworpen" wat er in ieder van ons gebeurt na de dood. De meesten van ons zijn een mengeling van goed en kwaad, waarheid en valsheid, nobele aspiraties en egoïstische verlangens. Dit alles wordt beschreven door de sleepnet die in zee wordt geworpen en aan land wordt gebracht, gevuld met "allerlei soorten". Maar als ons hart op de juiste plaats zit, en als we oprecht verlangen te leren wat waar is en te doen wat juist is, kunnen onze valse overtuigingen en misleide verlangens ons geen blijvende schade berokkenen. Gods zachte leiding eindigt niet bij de dood.

In plaats daarvan gaan we verder, volledig menselijk, maar zonder materiële lichamen. Afhankelijk van de beslissingen die we op aarde hebben genomen, blijven we leren, groeien en de beste versie van onszelf worden. Engelenleiders begeleiden en onderwijzen ons terwijl we ons blijven voorbereiden op de hemel. Ze helpen ons om geleidelijk de valse ideeën en ijdele ambities waaraan we vasthielden (omdat we niet beter wisten) van ons af te zetten. En ze leren ons nieuwe waarheden die we kunnen gebruiken als vaten om Gods goedheid te ontvangen terwijl we verder leren over het hemelse leven.

Uiteindelijk zal er een definitieve scheiding zijn tussen het goede in ons en het kwade. Op dat moment zullen slechte en valse dingen worden gescheiden en ver van ons bewustzijn worden verwijderd, terwijl al het goede en ware in ons een deel van onze wezenlijke natuur zal worden. Dit is het laatste stadium in het proces van geestelijke ontwikkeling. Het is een proces dat op aarde begint en in alle eeuwigheid doorgaat. Hoewel we nooit zover geregenereerd zullen zijn dat we kunnen zeggen: "Nu ben ik volmaakt," blijven we voor altijd dichter en dichter bij de volmaaktheid komen. 11

Als Jezus deze reeks gelijkenissen afsluit, zegt Hij tegen zijn leerlingen: "Hebben jullie al deze dingen begrepen?" (Mattheüs 13:47). Op dit punt is hun eenvoudige, oprechte antwoord voldoende. Ze zeggen: "Ja, Heer." Jezus trekt hun antwoord niet in twijfel en onderzoekt hen niet op hun begrip. In plaats daarvan spreekt Hij tot hen alsof zij nu goed geïnstrueerde schriftgeleerden zijn, en zegt: "Iedere schriftgeleerde die onderricht is over het koninkrijk der hemelen is als een man, en een huisvader die uit zijn schat nieuwe en oude dingen voortbrengt" (Mattheüs 13:52).

Bijbelgeleerden zijn het er meestal over eens dat dit verwijst naar de Hebreeuwse schriften ("oud") en de leer van Jezus ("nieuw"). Maar het zou ook kunnen verwijzen naar de letter van de heilige schrift ("oud") en de geest van de heilige schrift, die voortdurend nieuw is naarmate de Heer steeds meer innerlijke waarheden openbaart. Wanneer het nieuwe en het oude als één geheel worden gezien, bevatten deze leringen ongelooflijke kracht - kracht die gegeven is om ons te leiden, te beschermen en te zegenen terwijl wij voor altijd blijven groeien en evolueren. 12


"Waar heeft deze man deze wijsheid vandaan?"


53. En het geschiedde, toen Jezus deze gelijkenissen had beëindigd, dat Hij voorbijging.

54. En in Zijn eigen land gekomen, onderwees Hij hen in hun synagoge, zodat zij zich verwonderden en zeiden: Vanwaar heeft deze [Man] deze wijsheid en deze krachten?

55. Is deze niet de zoon van de timmerman? Heet Zijn moeder niet Maria? En Zijn broers, Jacobus, en Joses, en Simon, en Judas?

56. En Zijn zusters, zijn die niet allen bij ons? Vanwaar heeft deze dan al deze dingen?"

57. En zij waren beledigd in Hem; maar Jezus zeide tot hen: "Een profeet is niet zonder eer, behalve in zijn eigen land en in zijn eigen huis."

58. En Hij deed daar niet vele machtswerken, wegens hun ongeloof.


Toen Jezus de zeven parabels van de wedergeboorte gaf, sprak Hij tot een ontvankelijk publiek. Maar in de volgende aflevering veranderen de dingen. Hij gaat terug naar Nazareth en wordt geconfronteerd met een publiek dat veel minder ontvankelijk is. In feite zijn ze twijfelachtig, sceptisch, zelfs vijandig.

De scène is een synagoge in zijn eigen land. Hij is de synagoge binnengegaan in een poging hen te onderrichten, maar zij staan niet open voor Zijn onderricht. Ze zien niets van Zijn goddelijkheid en kunnen zich niet voorstellen dat Zijn wijsheid en macht uit de hemel komen. In plaats daarvan,

zeggen ze, "Waar heeft deze man deze wijsheid en deze machtige werken vandaan?" (Mattheüs 13:54). Hun vraag wordt niet gesteld vanuit een staat van eerbiedig ontzag. Het wordt eerder minachtend gezegd, want we lezen dat ze "beledigd" zijn (Mattheüs 13:57). Zij zien Hem nog steeds als de zoon van de timmerman, de zoon van Maria en één van vijf broers.

Het contrast tussen de ontvankelijkheid van de discipelen, met hun eenvoudige "Ja, Heer", en de afwijzing in Nazareth is frappant. In een eerdere episode vertelde Jezus de religieuze leiders dat er "een profeet groter dan Jona" in hun midden is, evenals een man van wijsheid "groter dan Salomo" (Mattheüs 12:42). Hoewel Jezus inderdaad een profeet is die groter is dan Jona, begrijpt Hij ook dat "een profeet niet zonder eer is, behalve in zijn eigen land en in zijn eigen huis" (Mattheüs 13:57). En daarom "deed Hij daar niet veel machtige werken vanwege hun ongeloof" (Mattheüs 13:58).

Het verhaal van Jezus' verwerping in Nazareth spreekt tot ieder van ons over de subtiele manieren waarop ook wij Hem kunnen verwerpen. In onze eerste lezing van Gods Woord kunnen de letterlijke verhalen ons op een kinderlijke manier bekoren, maar we gaan misschien nooit verder dan ze te beschouwen als verhalen voor kinderen. We zien niet dat elk verhaal van het Woord een gelijkenis is die naar de eeuwigheid kan worden geopend, en dat het Woord van God een akker is vol verborgen schatten. Wij beschouwen het eenvoudigweg als een boek voor kinderen, verrukkelijk misschien, maar niet Goddelijk. Dat is het slechts beschouwen als een boek over een "timmermanszoon" en Jezus slechts zien als de zoon van Maria. De neiging om de heiligheid van het Woord weg te verklaren brengt ons in een positie waarin we weinig inspiratie kunnen ontlenen aan de leer ervan of aan de boodschap van Jezus. En zo kan God geen machtige werken in ons doen vanwege ons ongeloof. 13

Poznámky pod čarou:

1. HD 203: "Alle wedergeboorte geschiedt door de Heer, door de waarheden van het geloof, en een leven daarnaar."

2Hemelse Verborgenheden 4145[2]: “Elke persoon die wordt vernieuwd, bevindt zich eerst in het middellijke goed, opdat het kan dienen voor de invoering van echte goederen en waarheden; maar nadat het dit nut heeft gediend, wordt dit goed afgescheiden en wordt de persoon gebracht tot het goede dat directer binnenstroomt. Zo wordt de persoon die wordt vernieuwd, geleidelijk vervolmaakt. Bijvoorbeeld: een persoon die wordt geregenereerd gelooft eerst dat het goede dat wordt gedacht en gedaan uit zichzelf komt, en daarom verdienste verdient. Dit komt omdat hij nog niet weet of begrijpt dat het goede uit een andere bron kan komen, noch dat het anders kan zijn dan dat iemand beloond moet worden, omdat het uit zichzelf is gedaan. Als iemand dit niet eerst gelooft, zal hij nooit goed doen. Maar door dit middel worden mensen niet alleen ingewijd in de genegenheid om het goede te doen, maar ook in kennis over het goede en ook in kennis over verdienste. Wanneer mensen op deze wijze worden ingewijd in de genegenheid om het goede te doen, beginnen zij anders te denken en anders te geloven. Zij beginnen namelijk te denken en te geloven dat het goede van de Heer binnenstroomt, en dat zij door het goede dat zij uit zichzelf doen niets verdienen. Eindelijk wanneer zij in de genegenheid zijn om het goede te willen en te doen, verwerpen zij de eigen verdienste geheel en al, en hebben zij er zelfs een afkeer van, en worden zij getroffen door het goede uit het goede. Wanneer iemand in deze toestand verkeert, stroomt het goede rechtstreeks binnen."

3. De meeste vertalingen zeggen "vogels van de lucht" of "vogels van de hemel", maar Swedenborg vertaalt dit als "vogels van de hemel" vanwege de overeenkomst met hogere gedachten. Het Griekse woord vertaald als "lucht" of "hemel" is οὐρανοῦ (ouranou) dat vertaald kan worden als "lucht", "hemel" of "hemel". Vogels die hoog boven de aarde vliegen, hebben vaak een scherper zicht en een bredere blik. Vanwege hun "vogelvisie" komen zij vaak overeen met het menselijk vermogen tot hogere gedachten. Zie Hemelse Verborgenheden 5149[3]: “Met 'vogels' worden dingen van het verstand bedoeld zoals gedachten, ideeën, redeneringen, principes, dus waarheden of onwaarheden.... De 'vogels van de hemel' die in de takken van de boom verbleven, betekenen waarheden."

4Hemelse Verborgenheden 2273[2]: “De verzoekingen waarin mensen overwinnen, gaan gepaard met het geloof dat alle anderen waardiger zijn dan zijzelf, en dat men eerder hels dan hemels is; want terwijl men in verzoekingen verkeert, worden zulke ideeën aan een mens voorgelegd. Als men na de verzoekingen tot gedachten komt die daarmee in strijd zijn . . . moet men soortgelijke verzoekingen ondergaan, en soms nog zwaardere, totdat men tot een zodanige geestelijke gezondheid is teruggebracht dat men meent niets te hebben verdiend."

5Ware Christelijke Religie 184: “De goddelijke Drie-eenheid is als de parel van grote prijs; maar wanneer zij in personen wordt verdeeld, is zij als een parel die in drie delen is verdeeld en daardoor volledig en onherroepelijk te gronde gaat." Zie ook Ware Christelijke Religie 163: “Deze drie, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, zijn drie essentiële onderdelen van één God. Ze zijn één zoals onze ziel, ons lichaam en de dingen die we doen één zijn."

6De Apocalyps Onthuld 916: “De kennis van de Heer is het universele van alle dingen van de leer en vandaar van alle dingen van de kerk; daaraan ontleent alle eredienst zijn leven en ziel, want de Heer is het alles in allen van de hemel en de kerk, en vandaar in alle dingen van de eredienst. De reden waarom de erkenning en kennis van de Heer alle kennis van waarheid en goed uit het Woord samenvoegt, is dat er een verbinding is van alle geestelijke waarheden, en als u het wilt geloven, is hun verbinding als de verbinding van alle leden, ingewanden en organen van het lichaam. Daarom, zoals de ziel al deze in hun orde en verbinding bevat ...is de 'ene kostbare parel' de erkenning en kennis van de Heer."

7Ware Christelijke Religie 163: “Een juist idee van God is in de kerk als het heiligdom en het altaar in de tempel, en als de kroon op het hoofd en de scepter in de hand van een koning die op zijn troon zit. Van deze leer hangt het hele lichaam van de theologie af, als een ketting aan zijn eerste schakel; en als u het wilt geloven, is iemands plaats in de hemel in overeenstemming met iemands idee van God, want het is een soort toetssteen waaraan goud en zilver, dat wil zeggen de aard van goed en waarheid in een persoon, worden getoetst."

8Ware Christelijke Religie 56: “Aangezien God alleen wil wat goed is, kan Hij niets anders doen dan wat goed is.... [Daarom kan men zien hoe misleid zij zijn die denken, en nog meer zij die geloven, en nog meer zij die onderwijzen, dat God iemand kan verdoemen, vervloeken, naar de hel sturen, een ziel tot de eeuwige dood kan voorbestemmen, onrecht kan wreken, boos kan zijn of kan straffen. Hij kan Zich zelfs niet van de mens afwenden, noch hem met een streng gelaat aankijken. Deze en soortgelijke dingen zijn in strijd met Zijn wezen; en wat in strijd is met Zijn wezen is in strijd met Zijn eigenlijke Zelf."

9Apocalyps Uitgelegd 1044[3]: “De "ene kostbare parel" betekent de kennis omtrent de Heer en Zijn Goddelijke. De woorden 'Hij verkocht alles wat hij had en kocht het' betekenen het verwerpen van het eigene [proprium] om het leven van de Heer te ontvangen."

10. Jezus spreekt in "de taal der gelijkenissen". De uitdrukking "vurige oven" verwijst naar de vurige hitte van egocentrisme; de uitdrukking "tandenknarsen" verwijst naar de buitensporige behoefte om gelijk te hebben, en de gewelddadige argumenten die daaruit voortvloeien. Zie Hemel En Hel 573: “Aangezien het hellevuur alle drang betekent om kwaad te doen die voortkomt uit liefde voor zichzelf, betekent datzelfde vuur ook het soort kwelling dat in de hellen voorkomt. De impulsen die uit die liefde voortkomen zijn namelijk driften om mensen te verwonden die geen respect en eerbied en eerbied bieden. In de mate dat woede de overhand krijgt, en de haat en wraakzucht die uit woede voortkomen, worden mensen gedreven om anderen venijnig aan te vallen. Wanneer deze impuls inherent is aan iedereen in een gemeenschap waar geen externe beperkingen zijn, geen angst voor de wet of voor verlies van reputatie of positie of winst of leven, valt iedereen iedereen aan uit pure kwaadaardigheid.... Deze daden van wreedheid en marteling zijn wat bedoeld wordt met hellevuur, omdat ze het resultaat zijn van hun obsessies."

11. Voor een volledige en uitgebreide beschrijving van dit stadium, zie Hemel en Hel, Deel II: "De wereld der geesten en de staat van de mens na de dood", 429-535. In dit deel van het boek beschrijft Swedenborg de Geestenwereld als een tijdelijk verblijf tussen hemel en hel. Het is hier waar goede mensen de gelegenheid hebben zich te ontdoen van de valse opvattingen die hen beletten alles te zijn wat zij zouden kunnen zijn. Omdat zij goed zijn, houden zij van de waarheid en worden zij daarom gemakkelijk door engelenonderrichters voorbereid op de hemel. Slechte mensen daarentegen weigeren alle onderricht, in de overtuiging dat zij al weten wat het beste is. Uiteindelijk leggen zij hun hypocriete maskers af en worden zij wie zij werkelijk zijn, waarbij zij hun plaats innemen in een wereld waarin iedereen denkt te weten wat het beste is - een wereld vol ruzie en strijd. In Bijbelse taal wordt deze onophoudelijke onenigheid en onenigheid "jammeren en tandenknarsen" genoemd. Het is geen straf; het is gewoon wat sommigen kiezen als een manier van leven.

12. DeVerbo 20: "Alle heiligheid van het Woord is in zijn letterlijke betekenis, en er is geen heiligheid in geestelijke zin zonder de letterlijke betekenis. Dit zou zijn als een huis zonder fundament ... als een menselijk lichaam zonder huid ... als wijn zonder vat om het in te bewaren.... Alle kracht van de Goddelijke waarheid ligt in de letterlijke zin van het Woord; de geestelijke zin zonder de letterlijke zin heeft geen kracht, maar de letterlijke zin die de geestelijke zin bevat heeft kracht."

13. Toen Swedenborg enkele duivels uit de hel interviewde, vroeg hij hen wat zij dachten over de Tien Geboden. Hier is een deel van dat gesprek, uit Echtelijke Liefde 521[5]: “Daarna richtte ik het gesprek op ernstiger zaken, en ik vroeg of zij ooit overwogen dat overspel een zonde is. "Wat is een zonde?" antwoordden zij. 'Wij weten niet wat het is.' Ik vroeg of ze zich ooit herinnerden dat overspel in strijd is met het zesde gebod van de Decaloog. Zij antwoordden: "Wat is de decaloog? Is het niet de catechismus? Wat heeft dat kinderboekje te maken met mensen zoals wij?'"

Bible

 

Matthew 14:26

Studie

       

26 And when the disciples saw him walking on the sea, they were troubled, saying, It is a spirit; and they cried out for fear.